skip to Main Content

Ambtsinstructie RBL

De ambtsinstructie is een beschrijving van hoe het RBL werkt. Ook staat erin hoe het RBL met andere partners samenwerkt. Verder baseren wij ons handelen op de Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS) en op de relevante wetgeving.


Instructie voor de consulenten leerrecht van het Regionaal Bureau Leerrecht Holland Rijnland

Gelet op:

  • artikel 16 lid 4 van de Leerplichtwet 1969 en de Wet van 6 december 2001 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdige schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn en de verplichte melding van ongeoorloofde afwezigheid, alsmede van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten en het monitoren van jongeren in een kwetsbare positie.
  • artikel 17 van de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot het aangaan van een gemeenschappelijke regeling betreffende het toezicht op naleving van de Leerplichtwet.
  • artikel 5 lid 7 onder ben c van de Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland.

Overwegende:

dat het wenselijk is om de samenhang tussen het toezicht op de naleving van de leerplicht en de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in de instructie vast te leggen alsmede dat het wenselijk is om de bestaande instructie voor consulenten leerrecht en voortijdig schoolverlaten van het RBL aan nieuwe regelgeving en nieuwe inzichten aan te passen; dat die burgemeesters en die colleges van burgemeester en wethouders binnen het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland die hun taken en bevoegdheden, als bedoeld in de Leerplichtwet 1969 hebben overgedragen;

Besluit het Dagelijks Bestuur vast te stellen:

de Instructie voor consulenten leerrecht van Regionaal Bureau Leerrecht Holland Rijnland 2022.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze instructie wordt verstaan onder:

a)De wetDe leerplichtwet 1969.
b)CollegeBurgemeesters en wethouders van de gemeente.
c)Dagelijks BestuurHet Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland.
d)RBLHet Regionaal Bureau Leerrecht.
e)Hoofd van het RBLDe functionaris die is aangesteld als manager van het RBL (de manager Regionale Uitvoering).
f)De consulent leerrechtDe ambtenaar (hij/zij), door de voorzitter van het Dagelijks Bestuur benoemd in de functie van consulent leerrecht, die de eed of belofte als bedoeld in artikel 16 van de wet heeft afgelegd; ofwel de ambtenaar die door de voorzitter van het bestuur benoemd is als ambtenaar die belast is met de werkzaamheden die voortvloeien uit de RMC wetgeving. Daar waar 'hij' staat wordt bedoeld 'hij of zij.
g)Medewerker leerlingenadministratieDe ambtenaar (hij/zij) die belast is met de ondersteuning van de consulent leerrecht , onder andere door het verrichten van de leerlingenadministrat ie en controle.
h)SecretariaatDe ambtenaren (hij/zij) diebelast zijn met de ondersteuning van de consulent leerrecht. Daar waar 'hij' staat wordt bedoeld 'hij of zij'.
i)DirecteurHoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding van de school of de instelling is belast.
j)Ouders/verzorgersDe in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde personen.
k)De jongereEen persoon in de leeftijd van 5 tot 18 jaar die leerplichtig of kwalificatieplichtig is of een persoon in de leeftijd van 18 tot 23 jaar die geen startkwalificatie en geen schoolinschrijving heeft.
l)InstellingEen instelling voor educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs.
m)SchooldagenDagen waarop een leerling ingevolge de Leerplichtwet een school dient te bezoeken.
n)MeldcodeLeerplicht wet artikel 16 lid 6 t/m 9.
o)De RMC-wetgevingDe regeling van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten volgens de wet van 6 december 2001 (Stb. 2001, 636) en regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2020-2024.
p)Sociaal WijkteamHieronder wordt ook verstaan Gebiedsteam, Wijkteam, Sociaal Team, Jeugdteam, Lokaal Team en Centrum voor Jeugd en Gezin.
q)Regio RMCRegio Holland Rijnland (exclusief Alphen aan de Rijn en Nieuwkoop).

Artikel 2 Preventie

Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2020-2024;

  1. Door middel van voorlichting op onder andere het internet, in schoolgidsen, brochures, nieuwsbrieven en beantwoording van telefonische vragen wordt proactief en in een zo vroeg mogelijk stadium informatie verschaft aan leerlingen, ouders en betrokken instellingen.
  2. De scholen voor voortgezet onderwijs, MBO instellingen en het RBL monitoren met behulp van het digitale volgsysteem Intergrip of de jongeren die het VMBO verlaten (geslaagd) zich bij een ROC aanmelden/inschrijven voor een opleiding. Wanneer dit niet het geval is, schakelen zij de consulent leerrecht in. Indien nodig en gewenst bemiddelt de consulent leerrecht bij het inschrijven voor een vervolgopleiding.
  3. Regelmatig vindt afstemming plaats met het onderwijsveld. Scholen voor primair (speciaal), voortgezet (speciaal) onderwijs en MBO in het werkgebied worden minimaal eens per jaar geïnformeerd over de werkzaamheden van de consulent leerrecht. Er wordt gewezen op de aandachtspunten en de afspraken omtrent het melden en vervolgen van verzuim en een toelichting gegeven op de prioriteiten van de consulent leerrecht, gewijzigde wetgeving etc.
  4. Er is georganiseerde (preventieve) afstemming en deelname aan overleggen met relevante ketenpartners waaronder het onderwijsveld en zorginstanties. Ketenpartners bespreken jongeren met een complexe problematiek met toestemming van ouders en/of jongere vanaf 16 jaar. Er wordt afgestemd welke acties vereist zijn en wie, welke taken op zich neemt. Er wordt gewerkt volgens het principe van 1gezin1plan. Ontwikkelingen rondom ondernomen acties worden teruggekoppeld aan de betrokkenen.
  5. De consulent leerrecht draagt er zorg voor dat de voor hem geldende afspraken uit het Samenwerkingsconvenant Verwijsindex risico’s jeugdigen JeugdMatch Zuid-Holland Noord of de opvolger van dit convenant worden nageleefd.
  6. De consulent leerrecht handelt zo veel mogelijk conform de Methodische aanpak schoolverzuim en/of de routekaart voor RMC. Indien dit niet mogelijk is dan legt de consulent leerrecht uit in het dossier van desbetreffende jongere waarom hij een andere aanpak hanteert. “pas toe of leg uit” is het principe.

Artikel 3 Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim

(artikel 19 Leerplichtwet; artikel 3 Leerplichtregeling)

  1. Er is een leerlingenadministratie, die wordt bijgehouden door de applicatiebeheerder en de medewerker leerlingenadministratie.
  2. In de leerlingenadministratie worden de persoonsgegevens opgenomen van alle in de basisregistratie personen (BRP) opgenomen personen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar. Jongeren van 18-23 jaar komen bij de leerlingenadministratie in beeld via DUO. De bewaartermijn van de gegevens is conform de selectielijsten van de Archiefwet, de AVG en de WPG. Indien er geen bewaartermijn is aangegeven, stelt de gemeente zelf een redelijke bewaartermijn.
  3. De mutaties in de basisregistratie personen met betrekking tot de in lid 2 bedoelde personen worden tweewekelijks in de leerlingenadministratie verwerkt.
  4. De medewerker leerlingenadministratie controleert of de mutaties van de verschillende scholen met betrekking tot in- en uitschrijvingen van jongeren binnengekomen zijn. Hij/zij of de consulent leerrecht onderneemt actie naar directeuren van scholen en instellingen die in gebreke gebleven zijn.
  5. Blijkt uit het contact met de directeur dat deze herhaaldelijk verwijtbaar in gebreke blijft, dan roept de consulent leerrecht de directeur indien nodig op voor een gesprek en houdt hiervan een dossier bij.
  6. De consulent leerrecht kan het verwijtbaar in gebreke blijven van de directeur signaleren bij de inspectie van het onderwijs, indien hij van mening is dat deze maatregel kan bijdragen tot het opheffen van de overtreding dan wel het voorkomen van herhaling daarvan. De medewerker leerlingenadministratie controleert aan het begin van het schooljaar, en daarna wekelijks, of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen van de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Bij een vermoeden van absoluut verzuim wordt een brief gestuurd naar de ouders en/of contact opgenomen met de laatste school van inschrijving. In de brief naar ouders is aangegeven dat binnen 10 werkdagen gereageerd moet worden. Als wordt teruggemeld dat er wel sprake is van een schoolinschrijving dan wordt dit gecontroleerd. Wanneer er geen reactie is gekomen op een tweede brief en de verdenking van absoluut verzuim blijft bestaan volgt een actie zoals omschreven in artikel 8 van deze instructie (absoluut verzuim).
  7. Tegenover een bericht van uitschrijving van de ene school staat voor jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie een bericht van inschrijving van een andere school. Als deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de uitschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze geen duidelijkheid kan geven wordt schriftelijk of telefonisch contact gezocht met de ouders van de jongere.
  8. Bij verhuizing buiten de regio worden de schoolhistorische gegevens gezonden naar de nieuwe woongemeente. Dit gebeurt op basis van artikel 3 lid 2 leerplichtregeling 1995.

Artikel 4 Leerlingdossier

  1. De consulent leerrecht legt slechts een leerlingdossier aan over een jongere indien de consulent leerrecht mondelinge, telefonische, e-mail- of schriftelijke contacten heeft met de jongere of derden over diens:
    1. vervangende leerplicht;
    2. vrijstelling van inschrijving;
    3. vrijstelling van schoolbezoek;
    4. (vermoeden van) absoluut verzuim;
    5. (vermoeden van) relatief of overig verzuim;
    6. langdurig geoorloofd verzuim, indien het verzuim langer dan vier weken aanhoudt en meer dan 50% van de onderwijstijd bedraagt óf indien het verzuim langer dan vier weken aanhoudt en school het verzuim zorgwekkend vindt.
    7. (vermoeden van) voortijdig schoolverlaten;
    8. situatie die leidt tot bespreking in een (preventief) georganiseerd overleg indien er sprake is van (vermoedelijk) ongeoorloofd schoolverzuim en/of
    9. signalen die uiteindelijk kunnen leiden tot een van bovenstaande situaties.
  2. In het leerlingdossier neemt de consulent leerrecht zo nodig de volgende gegevens op:
    1. burgerservicenummer, onderwijsnummer of administratienummer;
    2. voornamen en achternaam;
    3. geslacht;
    4. geboortedatum en -plaats en -land;
    5. nationaliteit;
    6. naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke gegevens van de ouders, voogden of verzorgers;
    7. school (scholen) van inschrijving, met gevolgde klassen en/of onderwijssoort;
    8. kennisgeving(en) van beroep op vrijstelling van inschrijfplicht;
    9. kennisgeving(en) van (vermoedelijk) schoolverzuim;
    10. melding(en) van het verzuim, geleverd door DUO in het register onderwijsdeelnemers
    11. verzuimoverzicht en aanvullende informatie van school of onderwijsinstelling
    12. aanvragen en behandeling van aanvragen voor vrijstelling van schoolbezoek;
    13. afschrift van correspondentie met betrekking tot de jongere
    14. verslagen van gesprekken met dan wel over de jongere
    15. aantekeningen en notities met betrekking tot de jongere
    16. afschrift melding aan de Sociale Verzekeringsbank;
    17. afschrift van de Halt-verwijzing;
    18. afschrift van last onder dwangsom, afschrift van proces-verbaal van de jongere;
    19. eventueel behaalde diploma’s;
    20. persoonlijke omstandigheden die voor het halen van een startkwalificatie meegewogen moeten worden
  3. De consulent leerrecht verstrekt slechts gegevens uit het leerlingdossier aan derden binnen de grenzen die daaraan worden gesteld door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Wet Politie Gegevens (WPG) en het Privacyreglement Leerplicht- en RMC gegevens Holland Rijnland.

Artikel 5 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden

(artikel 14, derde lid, tweede volzin Leerplichtwet)

  1. De consulent leerrecht behandelt alleen aanvragen voor een periode van meer dan 10 schooldagen. Aanvragen voor een periode tot en met 10 schooldagen worden doorgestuurd naar de directeur van de school.
  2. Indien de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van het gevraagde verlof korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om tot een besluit te komen, deelt de consulent leerrecht dit aan de ouders mee. Daarbij wijst de consulent leerrecht de ouders op de mogelijke gevolgen wanneer het verlof wordt genomen en het verzoek naderhand wordt afgewezen.
  3. De consulent leerrecht hoort de directeur over de aanvraag en draagt er zorg voor dat het oordeel van de directeur over de aanvraag schriftelijk wordt vastgelegd.
  4. Wanneer een beslissing geheel of gedeeltelijk zal afwijken van hetgeen door de ouders is aangevraagd, dan worden ouders door de consulent leerrecht hiervan in kennis gesteld en worden zij in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven voordat de consulent leerrecht een besluit neemt;
  5. De consulent leerrecht kan bepalen op welke plaats en wijze aan de directeur, de ouders of de jongere de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen aan hem kenbaar te maken;
  6. De consulent leerrecht legt de behandeling van de aanvraag zorgvuldig vast in het leerlingdossier.
  7. Bij de beoordeling van een aanvraag voor meer dan 10 schooldagen, controleert de consulent leerrecht of er sprake is van omstandigheden die buiten de wil of invloedssfeer van de ouder of de leerling zijn gelegen, zoals familieomstandigheden, medische of sociale indicatie. Hierbij wordt getoetst aan de Richtlijnen afhandeling extra verlof behorende bij de Methodische Aanpak Schoolverzuim. De consulent leerrecht neemt een beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de ouders. Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan de betreffende directeur van de school of instelling gezonden.
  8. In spoedeisende gevallen wordt de beslissing mondeling aan de ouders en de betreffende directeur van de school of instelling kenbaar gemaakt. De gemaakte afspraken zullen nadien schriftelijk worden vastgelegd.
  9. De consulent leerrecht kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de behandeling en beoordeling van een aanvraag verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden voor een periode van tien schooldagen of minder. Indien de consulent leerrecht een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de consulent leerrecht de beslissing op de aanvraag mee.
  10. De consulent leerrecht kan aan de directeuren van de betrokken scholen en/of instelling(en) gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot aanvragen voor verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor tien schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid. .

Indien er een bezwaarschrift op een besluit als bedoeld in lid 8 wordt ingediend, dan laat de consulent leerrecht zich adviseren door de Regionale bezwaarcommissie.

 

Artikel 6 Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren

(artikelen 2, lid 1, 4a, 21, 21a en 22 Leerplichtwet)

  1. Alle jongeren die bekostigd onderwijs volgen worden gemeld via DUO in het register onderwijsdeelnemers. De meldingen van jongeren in het primair, voortgezet en speciaal voortgezet onderwijs gaan direct naar de consulent leerrecht. De meldingen van schoolverzuim middelbaar beroeps onderwijs worden ontvangen door het secretariaat en zo nodig doorgezet naar de consulent leerrecht. Jongeren uit het niet-bekostigd onderwijs, die nog niet aangesloten zijn bij DUO, worden gemeld middels het meldingsformulier (vermoedelijk) ongeoorloofd schoolverzuim van het RBL. Er wordt een leerlingdossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerlingdossier.
  2. De consulent leerrecht zoekt na elke melding indien nodig contact met de school om te onderzoeken of actie gewenst is.
  3. Indien actie gewenst is wordt de jongere door het RBL of door de school uitgenodigd voor een gesprek. Deze uitnodiging volgt bij voorkeur binnen 5 schooldagen na ontvangst van de melding. In plaats van een gesprek kan ook een schriftelijke kennisgeving worden ingezet, conform stap 4 uit route A van de methodische aanpak schoolverzuim.
  4. In het gesprek worden ouders en jongere (vanaf 12 jaar) in de gelegenheid gesteld om nadere uitleg te geven over het gemelde verzuim en worden zij geïnformeerd over de procedures en eventuele consequenties. Dit kan schriftelijk, Indien het verzuim een jongere van 12 jaar of ouder betreft zoekt de consulent leerrecht ook contact met de jongere zelf.
  5. Indien er daadwerkelijk sprake blijkt van ongeoorloofd verzuim, maakt de consulent leerrecht een verslag van het gesprek en/of worden afspraken vastgelegd, eventueel aangevuld met een officiële waarschuwing. Deze stukken worden opgenomen aan het leerlingdossier. Afspraken- en/of waarschuwingsbrieven worden standaard naar de ouders en de jongere (vanaf 12 jaar) gestuurd, gespreksverslagen op verzoek.
  6. De consulent leerrecht onderhoudt zo vaak als nodig contact met de ouders/jongere en betrokken organisaties om de verzuimsituatie zo spoedig mogelijk te beëindigen.
  7. De consulent leerrecht draagt zorg voor terugkoppeling naar school en voor zover relevant in het intern ondersteuningsteam van zijn handelswijze, vorderingen in het onderzoek naar het vermeende verzuim of afspraken met de jongere, alleen wanneer de jongere al in het IOT besproken is.
  8. De consulent leerrecht legt een huisbezoek af wanneer deze dat nodig acht.
  9. De consulent leerrecht kan een bemiddelende rol vervullen ten behoeve van de jongere en de ouders bij het zoeken naar een andere school of een zo goed mogelijk passende leerroute, zo mogelijk in overleg met het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs.
  10. De consulent leerrecht draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij het beëindigen van de verzuimsituatie. Ter afronding van de afhandeling zendt de consulent leerrecht in ieder geval een schriftelijk bericht aan degene die de kennisgeving heeft gedaan, de ouders en, wanneer het een jongere van 12 jaar of ouder betreft, ook aan de jongere zelf. De consulent leerrecht doet mededeling (mondeling of schriftelijk) van de afhandeling aan anderen die bij de verzuimsituatie zijn betrokken. Voor een inhoudelijke terugkoppeling dient er toestemming te zijn verleend door de ouders of de jongere vanaf 16 jaar. Tevens wordt de melding afgesloten bij het register onderwijsdeelnemers van DUO.
  11. Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat er geen sprake is van vrijstelling en blijkt dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de jongere die tevens voldoet aan de criteria voor verwijzing naar Halt, dan kan de consulent leerrecht besluiten tot een verwijzing naar Halt. Indien de consulent leerrecht, die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar besloten heeft over te gaan tot Haltverwijzing, dan roept hij ouders en jongere vanaf 12 jaar op voor een verhoor, waarin hij toestemming vraagt aan de ouders (voor de jongere tot 16 jaar) om door te verwijzen naar Halt. De consulent leerrecht stelt middels een verkort proces-verbaal een Haltverwijzing op. De jongere (en de ouder) ondertekent de Haltverwijzing en geven daarmee hun toestemming. De consulent leerrecht licht de school in over de verwijzing en over de afloop van de Haltstraf.
  12. Bij een negatieve afdoening van de Haltstraf maakt de consulent leerrecht die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar een proces-verbaal op nadat er overleg is geweest met het Openbaar Ministerie.
  13. Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat er geen is van vrijstelling en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt en komt deze jongere niet meer in aanmerking voor een verwijzing naar Halt, dan maakt de consulent leerrecht die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar proces-verbaal op van zijn bevindingen en zendt dit naar de officier van justitie. Indien hij voornemens is proces-verbaal op te maken, roept de consulent leerrecht de ouders en de jongere van 12 jaar of ouder op voor een verhoor, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is proces-verbaal op te maken. De consulent leerrecht is bevoegd, conform de MAS, het laten opmaken van een proces-verbaal achterwege te laten en de ouders en/of de jongere een schriftelijke waarschuwing te geven indien sprake is van:
    1. verwijtbaar handelen of nalaten, maar waarbij geen sprake is van kennelijke opzet tot het plegen van een overtreding;
    2. luxe verzuim wanneer er geen sprake is van recidive en het verzuim maximaal 1 dag duurt.
    3. en eerste overtreding waarbij sprake is van zorg, en;
    4. verzuim van lichte aard, korter dan 16 uur binnen 4 aaneengesloten weken 14. Zodra de consulent leerrecht kennis neemt van schoolverzuim waarvan niet door een directeur is kennis gegeven, stelt de consulent leerrecht een onderzoek in naar de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Blijkt de directeur onwillig of nalatig in het nakomen van verplichting, dan kan de consulent leerrecht dit signaleren bij de Inspectie van het Onderwijs.
  14. De consulent leerrecht kan aan de directeur gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijding-/aanwezigheidsbeleid en de rechtsgelijkheid. De consulent leerrecht kan directeuren verzoeken om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.

Artikel 7 Verzuim 18 plus jongeren

(artikelen 28a Wvo, 47b Web en 8.1.8a Web)

  1. De meldingen van schoolverzuim worden ontvangen via het register onderwijsdeelnemers van DUO. Er wordt een leerlingdossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerlingdossier.
  2. De consulent leerrecht nodigt de jongere zo nodig uit voor een gesprek, nadat hij contact heeft gehad met de school/onderwijsinstelling over het gemelde verzuim en de ondernomen acties. In het gesprek probeert de medewerker duidelijk te krijgen wat de reden van het verzuim is en wat de jongere nodig heeft om het verzuim te doen eindigen.
  3. De consulent leerrecht maakt samen met de jongere een plan van aanpak op welke wijze het verzuim geëindigd kan worden.

Artikel 8 Absoluut verzuim van leerplichtigen en kwalificatieplichtige jongeren

(artikelen 2, lid 1, 3, 4a en 4b Leerplichtwet)

  1. Indien na onderzoek van de leerlingenadministratie de verdenking van absoluut verzuim blijft bestaan en niet gebleken is dat sprake is van een administratieve onvolkomenheid, start de consulent leerrecht zo spoedig mogelijk, doch ten hoogste binnen 5 werkdagen, een onderzoek en zoekt de consulent leerrecht zo nodig contact met de ouders en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het achterwege blijven van een inschrijving te geven. Ouders kunnen worden uitgenodigd om op gesprek te komen. Indien het een jongere betreft die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, zoekt de consulent leerrecht tevens contact met de jongere.
  2. Indien de ouders is geadviseerd in het gesprek om de jongere in te schrijven dan wel een andere actie op te volgen, wordt binnen vijf schooldagen gecontroleerd of hier inderdaad gehoor aan is gegeven. Als het advies is opgevolgd wordt dit verwerkt in het dossier. Als het advies niet is opgevolgd, volgt in principe een proces-verbaal.
  3. Indien de jongere vóór het intreden van de situatie van absoluut verzuim wel op een school of instelling ingeschreven is geweest, neemt de consulent leerrecht contact op met de directeur van die school of instelling en spreekt deze aan op het feit dat de leerling is uitgeschreven zonder dat er een andere schoolinschrijving tegenover stond en vraagt tevens diens zienswijze over het opgetreden absolute verzuim.

Artikel 9 Kennisgeving in- en uitschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering)

(artikel 18, eerste lid, Leerplichtwet, artikelen 28 en 118h WVO, artikel 47a 162b WEC of artikel 8.1.8 en 8.3.2. WEB

  1. De kennisgevingen van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling, de kennisgeving van afschrijving worden door de medewerker leerlingenadministratie ontvangen. Er wordt een leerlingdossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerlingdossier. Artikel 6, leden 3 tot en met 13 van deze instructie, zijn van overeenkomstige toepassing.
  2. Zodra de consulent leerrecht kennisneemt van verwijdering of voortijdig schoolverlaten van een jongere die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, stelt de consulent leerrecht een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze verplichting, dan gaat de consulent leerrecht hierover met de directeur in gesprek en maakt hij een dossier (van bevindingen) op. De consulent leerrecht beslist of het dossier ter signalering aan de Inspectie van het Onderwijs wordt gestuurd (bij overtreding van artikel 18 Leerplichtwet) dan wel een bericht van bevindingen aan de inspecteur van de desbetreffende school of instelling (bij het niet nakomen van de verplichtingen krachtens artikel 28 WVO, artikel 47a WEC of artikel 8.1.8. WEB).
  3. De consulent leerrecht kan aan een directeur advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering van een bij de school of voortijdig schoolverlaten van een ingeschreven jongere.
  4. De consulent leerrecht kan aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, met het oog op het bevorderen van een effectief startkwalificatiebeleid en de rechtsgelijkheid.

Artikel 9a. Het bestrijden van voortijdig schoolverlaten en het volgen van jongeren in een kwetsbare positie.

(artikel 118h, tweede lid WVO, artikel 162b, tweede lid WEC, artikel 8.3.2, tweede lid, WEB)

  1. De administratief medewerker haalt periodiek bij het register onderwijsdeelnemers van DUO gegevens op van in- en uitschrijvingen (t.b.v.. aanpak VSV) en kwetsbare overstappers (tv. aanpak JKP).
  2. De administratief medeweker laat deze informatie in, in het leerlingvolgsysteem. Hierbij worden jongeren gecategoriseerd naar doelgroep (VSV of JKP). Deze doelgroepen overlappen. Een groot deel van de JKP doelgroep is ook VSV.
  3. Maandelijks worden de gegevens over jongeren in doelgroepen VSV en JKP verrijkt met SUWI informatie vanuit het Inlichtingenbureau. Hiermee wordt de inkomenssituatie/prioritering van de jongeren uit de doelgroepen actueel gehouden in het leerlingvolgsysteem.
  4. De administratief medewerker selecteert uit de doelgroepen JKP en VSV (handmatig of automatisch) periodiek de jongeren die:
    1. 23 of jonger zijn
    2. In de regio woonachtig zijn
    3. Niet op een school ingeschreven staan
    4. Geen startkwalificatie hebben
    5. SUWI prio 1 of 2 hebben (geen of weinig inkomen, geen uitkering)
    6. PRO-VSO uitstroom dagbesteding/arbeid hebben (uit doelgroep JKP). Hiertoe worden ook de JKP’ers uit voorgaande jaren gerekend.
  5. De geselecteerde jongeren worden op naam gezet van de consulent leerrecht .
  6. De consulent leerrecht onderzoekt het dossier van de jongere en bepaalt of er uitsluitingsgronden zijn
  7. Wanneer er geen uitsluitingsgronden zijn zet de consulent leerrecht de volgende acties in:
    1. Bellen van jongere (evt. ook laatste school).
    2. Bevragen jongere over reden uitval, dagbesteding, wensen.
    3. Begeleiding aanbieden
    4. Bellen niet succesvol: Jongere thuisbezoeken. Bevragen jongere over reden uitval, dagbesteding, wensen. Begeleiding aanbieden
  8. Lid 4 tot en met 7 wordt periodiek herhaald, cf. geldende werkafspraken.

Artikel 10 Vervangende leerplicht

(artikelen 3a en 3b Leerplichtwet)

  1. De consulent leerrecht besluit namens het dagelijks bestuur over aanvragen tot het toestaan van vervangende leerplicht, als bedoeld in de artikelen 3a en 3b van de wet.
  2. Blijkt aan de consulent leerrecht dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan draagt de consulent leerrecht er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b) binnen 10 schooldagen worden gevoerd.
  3. De consulent leerrecht draagt er zorg voor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd. Hij draagt er zorg voor dat de vastgelegde afspraken in het leerlingdossier worden opgenomen en hij draagt er zorg voor dat degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard binnen vijf schooldagen over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd.
  4. De consulent leerrecht draagt er zorg voor dat het programma op voor hen begrijpelijke wijze aan de ouders en de jongere wordt uitgelegd en hij draagt .er zorg voor dat de ouders het verzoek tot het toestaan van vervangende leerplicht

Artikel 11 Vrijstelling van leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs

(artikel 4a en 15 Leerplichtwet)

  1. De consulent leerrecht besluit namens het dagelijks bestuur op een aanvraag tot toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de wet.
  2. Bij de beoordeling of de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet, slaat de consulent leerrecht acht op:
    1. de vraag of het onderwijs bijdraagt aan het behalen van een startkwalificatie; en,
    2. de vraag of de hoeveelheid tijd die met het onderwijs is gemoeid in redelijke verhouding staat tot de omvang van het onderwijs
    3. Indien nodig neemt de consulent leerrecht voorwaarden op bij zijn/haar besluit
  3. Indien een 17-jarige in dienst wil treden bij defensie, levert hij/zij aan de consulent leerrecht een kopie van de aanstellingsbrief bij Defensie, waarin Defensie verklaart dat de 17-jarige bij Defensie in dienst is en voor welke functie hij/zij is bestemd. In de aanstellingsbrief wordt de 17- jarige opgedragen een kopie van de aanstellingsbrief bij het Regionaal Bureau Leerrecht in te leveren;
  4. Na marginale toetsing van de kopie aanstellingsbrief verleent de consulent leerrecht aan de betrokkene en zijn/haar ouders vrijstelling van de leerplicht op grond van artikel 15 van de Leerplichtwet;
  5. De consulent leerrecht vermeldt in de vrijstellingsbrief het defensienummer van de jongere. Het defensienummer staat vermeld in de aanstellingsbrief;
  6. De consulent leerrecht stuurt de vrijstellingsbrief aan de betrokkene en zijn/haar ouders.;
  7. Wanneer de aanstelling van een 17-jarige bij defensie wordt beëindigd en hij/zij wordt gemeld bij het Regionaal Bureau Leerrecht, controleert de consulent leerrecht of de kwalificatieplicht voldoende wordt nageleefd.

Artikel 12 Vrijstelling van de inschrijvingsplicht

(artikel 5 aanhef en onder a, ben c, alsmede de artikelen 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet)

  1. De consulent leerrecht neemt de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst en zendt binnen 5 schooldagen een ontvangstbevestiging waarbij de ouders worden geïnformeerd over de wijze waarop het verzoek in behandeling wordt genomen.
  2. Als ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, probeert de consulent leerrecht te bewerkstelligen dat de aangewezen deskundige binnen 20 schooldagen de jongere onderzoekt en een schriftelijke verklaring over de geschiktheid van de jongere geeft.
  3. Er wordt aan ouders toestemming gevraagd, zodat de door de gemeente aangewezen deskundige overleg kan plegen over de mogelijkheden van de betreffende jongere in het onderwijs met het samenwerkingsverband waar de jongere onder valt.
  4. Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders binnen 10 schooldagen na ontvangst van de verklaring van de deskundige.
  5. Indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, deelt de consulent leerrecht aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indien, als zij opnieuw beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Tevens wordt de vrijstelling opgenomen in het leerlingdossier en het register onderwijsdeelnemers.
  6. Voor jongeren die in een instelling wonen of de instelling structureel bezoeken doet de instelling na toestemming van ouders de kennisgeving namens de ouders. De aanvraag wordt jaarlijks besproken in een multidisciplinaire overleg met de instelling, de consulent leerrecht en het samenwerkingsverband. Bij overeenstemming over de aanvraag wordt de vrijstelling afgegeven en stuurt de consulent leerrecht de positieve beschikking naar de ouders of naar de instelling. Bij geen overeenstemming in het MDO schakelt de consulent leerrecht de aangewezen deskundige in voor een advies over de geschiktheid van de jongere om onderwijs te volgen.
  7. Indien de ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste 20 schooldagen. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de consulent leerrecht deze termijn binnen 20 schooldagen aan de ouders mee.
  8. Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet, dan onderzoekt de consulent leerrecht de bij de kennisgeving overgelegde stukken (formulier beroep op vrijstelling en de lijst met onderzochte scholen). Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest.
  9. In het bericht aan de ouders, bedoeld in het eerste lid, deelt de consulent leerrecht aan de ouders mee of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet. Hij deelt tevens de gevolgen mee die verbonden zijn aan het al dan niet voldoen aan de eisen van de wet.
  10. Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de consulent leerrecht de ouders een redelijke termijn, die doorgaans niet langer is dan 20 schooldagen om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling.
  11. Indien de kennisgeving wel aan de eisen van de wet voldoet, deelt de consulent leerrecht aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen indien zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Tevens wordt de vrijstelling opgenomen in het leerlingdossier en het register onderwijsdeelnemers van DUO.
  12. Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c van de wet, en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de consulent leerrecht aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs geniet.
  13. Indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, deelt de consulent leerrecht aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen indien zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Tevens wordt de vrijstelling opgenomen in het leerlingdossier en het register onderwijsdeelnemers.
  14. Als de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de consulent leerrecht de ouders een redelijke termijn, die doorgaans niet langer is dan 20 werkdagen, om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling.

Artikel 13 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet

(artikel la, 1 lid 2, 1A1 en 22, lid 4 Leerplichtwet)

  1. Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de Leerplichtwet doordat hun kind gebruik maakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de consulent leerrecht contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de Leerplichtwet. In de periode dat het onderzoek plaatsvindt, beschouwt de consulent leerrecht de onderwijsvoorziening als een school in de zin van de wet. Zolang het onderzoek loopt, blijft de leerling ingeschreven op de school van herkomst. De consulent leerrecht ziet hier op toe.
  2. De consulent leerrecht volgt het advies van de onderwijsinspectie.
  3. Indien een school niet voldoet aan de criteria van de wet en niet (langer) een school in de zin van de wet is, stelt de consulent leerrecht de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening binnen 7 schooldagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in de wet, of verzekert hij er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.

Artikel 14 Aanwijzing deskundige

(artikel 7 Leerplichtwet)

  1. De GGD Hollands Midden is in principe de deskundige in de zin van artikel 7 van de Leerplichtwet die een verklaring over de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling geeft.
  2. De consulent leerrecht kan in voorkomende gevallen bepalen dat een andere dan de in lid 1 genoemde deskundige een verklaring over de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling geeft.
  3. Indien er toestemming is van de ouders (en jongere vanaf 16 jaar) zal er contact worden opgenomen met het samenwerkingsverband over de onderwijsmogelijkheden van de jongere.

Artikel 15 Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming

(artikel 22, lid 5 Leerplichtwet)

Indien de consulent leerrecht een proces-verbaal tegen de jongere in verband met relatief verzuim aan de Officier van Justitie zendt, zendt hij tevens een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming. Dit geldt ook voor een recidive proces-verbaal, waar ouders en/of jongere als verdachte zijn opgenomen. Voordat een pv wordt opgemaakt, kan de medewerker van het Adviesteam van de Raad voor de Kinderbescherming door de consulent leerrecht worden geconsulteerd over de voor deze jongere en zijn gezin gewenste route: vrijwillige hulp, een civiel en/of strafrechtelijke route.

Artikel 16 Melding aan Veilig Thuis

Indien de consulent leerrecht bij een onderzoek komt tot het vermoeden van verwaarlozing van de belangen van een jongere/kind, kan hij een rapport van zijn bevindingen naar Veilig thuis sturen met het verzoek om een onderzoek te doen. Hij deelt zijn beslissing om een rapport aan Veilig Thuis te zenden schriftelijk mee aan de betrokken ouders. Hij neemt het rapport op in het leerlingdossier.

Artikel 17 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

(artikel 16 lid 4 sub e) Indien de consulent leerrecht bij een onderzoek komt tot het vermoeden van verwaarlozing van de belangen van een jongere/kind handelt hij volgens de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

Stap 1: In kaart brengen van signalen.

De consulent leerrecht brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast in het leerlingdossier. Tevens legt de consulent leerrecht ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. De consulent leerrecht beschrijft de signalen zo feitelijk mogelijk. Hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, daarbij wordt uitdrukkelijk opgenomen dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. De consulent leerrecht maakt een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. De consulent leerrecht vermeldt de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. Diagnoses worden alleen vastgelegd als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht. De consulent leerrecht doet een kindcheck. De kindcheck valt onder stap 1 van de meldcode en is aan de orde wanneer een volwassene of adolescent in een situatie verkeren die minderjarige kinderen (ernstige) schade kan berokkenen. Er moet onderzocht worden in dat geval in een gesprek met ouders/verzorgers of er (nog meer) kinderen bij ouders/verzorgers wonen en wie er voor hen zorgen. Op basis van deze informatie wordt besloten of er verdere actie ondernomen moet worden door de verdere stappen van de meldcode te zetten. Indien uit een vertrouwelijk gesprek met een leerling blijkt dat er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling, dan meldt de consulent leerrecht dat hij of zij conform de meldcode zal handelen, tenzij er zwaarwegende belangen van de leerling zijn om dit na te laten. Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, dan meldt de consulent leerrecht de signalen bij de leidinggevende of de directie. In dat geval zijn de verdere stappen niet van toepassing.

Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis.

De consulent leerrecht bespreekt de signalen met een collega bij voorkeur een medewerker leerplicht/RMC lokaal of regionaal. De consulent leerrecht vraagt zo nodig ook advies aan Veilig Thuis. De consulent leerrecht legt de uitkomst van de bespreking vast in het leerlingdossier.

Stap 3: Gesprek met de leerling( ouder dan 12 jaar) en ouders.

De consulent leerrecht nodigt de leerling en ouders uit om de signalen te bespreken. Dit gesprek wordt bij voorkeur door twee medewerkers gevoerd. In het gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde: het doel van het gesprek, de feiten die de consulent leerrecht heeft vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan. Aan de leerling en ouders wordt gevraagd hierop te reageren. De consulent leerrecht komt pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen de consulent leerrecht heeft gezien, gehoord en waargenomen. De consulent leerrecht vertelt de ouders wat de vervolgeacties (kunnen) zijn. De consulent leerrecht legt op zorgvuldige wijze de bevindingen van het gesprek vast in het leerlingdossier. Het doen van een melding zonder dat de signalen zijn besproken met de leerling en ouders, is alleen mogelijk als de veiligheid van de leerling, ouders, de consulent leerrecht of die van een ander in het geding is, of als er goede redenen zijn om te veronderstellen dat de leerling of ouders door dit gesprek het contact zullen verbreken.

Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling.

De consulent leerrecht weegt op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de leerling en ouders, en na consultatie van een collega bij voorkeur een consulent leerrecht lokaal of regionaal het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. De consulent leerrecht weegt eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. De consulent leerrecht legt zijn afwegingen vast in het leerlingdossier.

Stap 5: Beslissen aan de hand van afwegingskader

Afweging 1: Is melden noodzakelijk, afweging 2: Is hulpverlening (ook) mogelijk; zelf hulp organiseren of melden. De afwegingen dienen in deze volgorde genomen te worden. De consulent leerrecht registreert de leerling in de verwijsindex Risicojongeren. De consulent leerrecht doet alsnog een melding van zijn vermoeden bij Veilig Thuis als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint. Alvorens de consulent leerrecht een melding doet bespreekt hij deze melding met de leerling(ouder dan 12 jaar) en ouders. In dit gesprek geeft de consulent leerrecht aan waarom hij van plan is de melding te doen, vraagt de leerling en ouders om een reactie, hoort de eventuele bezwaren op de melding aan en probeert hieraan tegemoet te komen en maakt vervolgens de afweging over de noodzaak en de aard en ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of ouders te beschermen. De consulent leerrecht legt het gesprek vast in het leerlingdossier. De consulent leerrecht geeft bij de melding aan op grond van welke feiten en gebeurtenissen hij of zij hiertoe besloten heeft. Tevens meldt de consulent leerrecht of er informatie van anderen afkomstig is. De consulent leerrecht legt de melding vast in het leerlingdossier.

Artikel 18 Melding aan de Inspectie van het onderwijs

(artikel 17 Leerplichtwet, toezicht op de directeur/ Inspectie van het Onderwijs)

  1. Wanneer een consulent leerrecht, bij de uitoefening van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders/verzorgers, tekortkomingen waarneemt bij een school of onderwijsinstelling in de naleving van de Leerplichtwet, informeert en adviseert de consulent leerrecht de school of onderwijsinstelling, zodat deze zich bewust is van de geldende wettelijke bepalingen, in verband met de diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten.
  2. Wanneer een consulent leerrecht bij een volgend bezoek in het kader van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders/verzorgers signaleert dat de school of onderwijsinstelling nog steeds niet voldoet aan de wettelijke bepalingen, dan zal de consulent leerrecht de school verzoeken om alsnog te voldoen en kan de consulent leerrecht een schriftelijk signaal afgeven aan de Inspectie van het Onderwijs.
  3. Het schriftelijk signaal kan worden afgegeven bij het Loket Signalenbox van de Inspectie van het Onderwijs. De school of onderwijsinstelling wordt hiervan op de hoogte gesteld.
  4. Het schriftelijk signaal omvat een omschrijving van de waargenomen feiten door de consulent leerrecht. Tevens omschrijft de consulent leerrecht op welke wijze hij/zij heeft gehandeld in relatie tot de signalering.
  5. Als de consulent leerrecht in het kader van toezicht op leerling en ouders/verzorgers, nadat hij/zij de Inspectie van het Onderwijs al een signaal heeft gegeven, opnieuw waarneemt dat een school of onderwijsinstelling in strijd met de Leerplichtwet handelt, kan hij/zij een melding doen aan de Inspectie van het Onderwijs conform de wijze waarop een schriftelijk signaal wordt gegeven zoals omschreven.

Artikel 19 Jaarverslag leerplicht en effectrapportage RMC

(artikel 25 Leerplichtwet; artikel 118h, zevende lid, WVO, artikel 162b, zevende lid, WEC, artikel 8.3.2, zevende lid, WEB).

  1. Het hoofd van het RBL verantwoordt het in het schooljaar in de regio gevoerde beleid inzake de leerplicht, de kwalificatieplicht en de RMC-taken en de resultaten daarvan, aan het Algemeen Bestuur door middel van een jaarverslag, na vaststelling door het Dagelijks Bestuur. Tevens draagt het hoofd van het RBL er zorg voor dat de gegevens voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag inzake de omvang en behandeling van het schoolverzuim en de effectrapportage van de bestrijding voortijdig schoolverlaten voor 1 oktober respectievelijk 1 december, volgend op het schooljaar, beschikbaar zijn.
  2. Het hoofd van het RBL voert overleg met de instanties en organisaties wier handelen (mede) in het jaarlijkse verslag aan de orde wordt gesteld.

Artikel 20 Samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC

(artikel 16, lid 4 onder c Leerplichtwet)

  1. Het hoofd van het RBL voert periodiek overleg met de regiogemeenten, onderwijs- en zorgpartijen en andere partners over de uitvoering van de taken krachtens de leerplichtwet en de RMC-wetgeving. Het hoofd van het RBL neemt zo nodig het initiatief tot het bijeenroepen van het bedoelde overleg.
  2. Het hoofd van het RBL draagt bij aan een optimaal toezicht op de naleving van de leerplichtwet en de RMC-wetgeving door partijen aan te spreken op hun werkwijze voor zover dit gevolgen heeft voor deelname van jongeren aan het onderwijs, en door in (sub)regionale overleggen voorstellen in te brengen die bijdragen aan een doelmatige bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten.
  3. Het hoofd van het RBL doet in (sub)regionale overleggen zo nodig voorstellen over:
    1. de toepassing van artikel 14 van de wet (vrijstellingsgronden);
    2. de richtlijnen op regionaal niveau inzake het verlenen van verlof op grond van artikel 11 aanhef en onder f en g van de wet (extra vakantieverlof respectievelijk andere gewichtige omstandigheden);
    3. de wijze waarop contact wordt onderhouden met de officier van justitie in het kader van de toepassing van artikel 22 van de wet (onderzoek door de consulent leerrecht).
  4. Indien hij in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat sprake kan zijn van een overtreding van de wet of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere die niet is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van een van de gemeenten binnen het werkgebied van het Regionaal Bureau Leerrecht, onderzoekt de consulent leerrecht of er sprake is van een overtreding van de LPW.
  5. In de regio Holland Rijnland/Rijnsteek zijn de samenwerkingsafspraken rondom schoolverzuim vastgelegd in de regionale afsprakenkaart, die jaarlijks wordt vastgesteld door betrokken partijen. Dit zijn RBL Holland Rijnland, leerplicht Alphen aan den Rijn, de betrokken samenwerkingsverbanden en JGZ.

Artikel 21. regionaal programma ter voorkoming voortijdig schoolverlaten

(artikel 118il WVO, artikel 162cl WEC, artikel 8.3.4 WEB)

  1. De RMC-coördinator van het RBL draagt namens het RBL zorg voor een bijdrage aan het regionaal programma met maatregelen ter voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten van jongeren tussen de twaalf en drieëntwintig jaar. Dit regionaal programma wordt eens per 4 jaar vastgesteld door de Regiegroep VSV, waarin colleges uit deelnemende gemeenten zijn vertegenwoordigd, evenals VO en MBO scholen uit de regio. Het programma heeft betrekking op leer- en kwalificatieplichtigen en het volgen van de deelname aan onderwijs en arbeidsmarkt van voortijdig schoolverlaters die de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben bereikt.
  2. De RMC-coördinator van het RBL en/of het Hoofd van het RBL nemen deel aan het regionaal bestuurlijk overleg in de regio met instellingen, scholen en ketenpartners, over het regionaal programma en de uitvoering en financiering van de daarin opgenomen maatregelen. Bij dit overleg worden de domeinen arbeid en zorg betrokken.

Artikel 22 Samenwerking met diensten en instellingen

(artikel 16, lid 4 onder d Leerplichtwet; artikel 118h, derde lid, WVO, artikel 162b, derde lid, WEC, artikel 8.3.2, derde lid, WEB)

De consulent leerrecht werkt samen met een of meer van de instellingen, opgenomen in bijlage 1, zo vaak hij dat nuttig en wenselijk acht. Om inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder worden bemiddeld, vervult de consulent leerrecht in voorkomende gevallen een regierol. De consulent leerrecht controleert of doorverwezen jongeren daadwerkelijk in bemiddeling zijn genomen. Er wordt vastgelegd welke jongeren waarheen zijn doorverwezen, zolang hierbij geen bijzondere persoonsgegevens worden vastgelegd.

Artikel 23 Aanpak thuiszitters

Het Regionaal Bureau Leerrecht heeft in de Leidse regio en de Duin- en Bollenstreek een taak bij het tegengaan van langdurige afwezigheid op school.

  1. De consulent leerrecht neemt bij langdurige afwezigheid altijd een neutrale positie in. Vanuit die neutrale positie zoekt hij de samenwerking met ouders en scholen, stelt hen ook kritische vragen en geeft gevraagd en ongevraagd advies. Hij wijst ouders, scholen en soms ook andere partijen op hun rechten én verantwoordelijkheden die ze hebben vanuit wetgeving en/of regionale afspraken.
  2. De consulent leerrecht kan de procesregie nemen, het moment dat hij ziet dat het proces stagneert en partijen hun rol onvoldoende (kunnen) pakken.
  3. Het RBL heeft een belangrijke signalerende taak richting gemeenten en onderwijspartijen. Door middel van de registratie brengt het RBL de totale populatie van kinderen die niet naar school gaan in beeld. Om deze signaleringsrol goed te kunnen vervullen vragen de consulenten leerplicht aan alle scholen in de regio om hen tijdig te informeren over kinderen die langdurig en/of zorgwekkend verzuimen.

Artikel 24 Beleidsontwikkeling

  1. Het hoofd van het RBL en de RMC-coördinator dragen er zorg voor dat de ervaringen met de uitvoering van de leerplicht- en RMC-taken binnen het werkgebied van de regio, kwantitatief en kwalitatief, op een systematische wijze worden verzameld en zorgt voor de verwerking hiervan in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijk en/of (sub)regionale beleid.
  2. Het hoofd van het RBL en de RMC-coördinator blijven goed op de hoogte van de regionale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de leerplicht- en RMC-taken van belang zijn en zorgt voor de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke en/of (sub)regionale beleid.

Artikel 25 Behandeling bezwaarschriften

Bezwaarschriften gericht tegen besluiten van het Dagelijks Bestuur of consulenten leerrecht worden voorgelegd aan de door het Dagelijks Bestuur daartoe aangewezen bezwarencommissie (Regionale bezwaarcommissie). De beslissing op het bezwaar wordt genomen, nadat de bezwarencommissie advies heeft uitgebracht.

Artikel 26 Slotbepalingen

  1. Het vaststellen van deze ambtsinstructie wordt bekendgemaakt op de website van het RBL en via ‘ officiële bekendmakingen’.
  2. Deze instructie treedt in werking 14 dagen na de dag van bekendmaking. Zaken die op het tijdstip van inwérkingtreding bij de consulent leerrecht in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk in overeenstemming met deze ambtsinstructie behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.
  3. Deze instructie wordt aangehaald als: “Ambtsinstructie voor de consulenten leerrecht van Regionaal Bureau Leerrecht Holland Rijnland 2022”.
  4. Met het vaststellen van deze ambtsinstructie komt de “Ambtsinstructie voor de consulenten leerplicht en casemanagers MBO van Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland 2018” te vervallen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 22 september 2022.

Bijlage 1. Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt

De consulent leerrecht voert zo vaak als hij dit voor het uitoefenen van zijn taak nodig acht overleg met:

  • Scholen voor primair onderwijs
  • Scholen voor voortgezet onderwijs
  • Scholen voor speciaal onderwijs
  • Instellingen voor beroepsonderwijs (ROC, AOC)
  • Samenwerkingsverbanden PO en VO
  • Regionale Expertise Centra (clusters I en II)
  • Arrondissement
  • Rechtbank
  • Halt
  • Politie
  • Raad voor de Kinderbescherming
  • Veilig Thuis
  • Jeugdreclassering
  • Regiogemeenten
  • Provincie
  • Ministerie OC&W
  • Ministerie van Veiligheid en Justitie
  • Ministerie van Binnenlandse Zaken
  • Ingrado (branchevereniging voor Leerplicht- en RMC)
  • Inspectie van het Onderwijs
  • Instellingen voor jeugdhulpverlening
  • Instellingen voor jeugdgezondheidszorg (GGD)
  • Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ)
  • Lokale zorginstanties
  • Centrum voor werk en inkomen
  • Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen/ UWV Werkbedrijf
  • Inburgering
  • Jongerenloket
  • Centrum voor Jeugd en Gezin
  • Centrum Opvang Asielzoekers
  • Vluchtelingenwerk
  • Onderwijsconsulenten

De consulent leerrecht raadpleegt zo nodig de sociale kaart van de gemeente.

1. Toelichting op de ambtsinstructie

Volgens artikel 16, lid 4 van de Leerplichtwet 1969 is aan het college opgedragen een instructie vast te stellen voor de consulent leerrecht. Nu de colleges van de aan het Regionaal Bureau Leerrecht deelnemende gemeenten binnen Holland Rijnland deze bevoegdheid hebben overgedragen, is het Dagelijks Bestuur bevoegd om deze instructie vast te stellen.

In de ambtsinstructie wordt vermeld hoe de wettelijke taken die aan het Regionaal Bureau Leerrecht zijn opgelegd moeten worden uitgevoerd. Ook wordt aangegeven hoe overleg wordt gepleegd en met welke instanties bij de uitvoering van de taken moet worden samengewerkt. Dit heeft tot doel om ervoor te zorgen dat de leerplicht het karakter heeft van maatschappelijke zorg.

In deze instructie is de combinatiefunctie leerplicht en RMC gebruikt om deze twee functies meer met elkaar te laten integreren. Gezien de doorlopende leerlijn, de aanpak van voortijdig schoolverlaten en de stimulans om op alle gebieden omtrent leerplicht en voortijdig schoolverlaten steeds meer met de elkaar te gaan samenwerken, is de combinatiefunctie echt een pré in een snelle effectieve aanpak bij de bestrijding van het aantal voortijdig schoolverlaters.

De ambtsinstructie voor de consulent leerrecht is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de leerplicht en het beleid op het gebied van voortijdig schoolverlaten zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen. In de instructie zijn weinig tot geen bepalingen opgenomen die in wetgeving zijn opgenomen. De instructie moet dan ook in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de Leerplichtwet en de onderwijswetten gedoeld, maar ook op de andere relevante wetgeving, zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Wetboek van Strafrecht, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet Politiegegevens (WPG).

In deze instructie wordt op een aantal plaatsen ook verwezen naar de Methodische Aanpak Schoolverzuim. Deze handleiding is naast de instructie een document dat in samenhang hiermee gelezen en toegepast dient te worden. In de instructie wordt de aanduiding ‘consulent leerrecht’ gebruikt in de zin van artikel 16, lid 1 van de Leerplichtwet: de als zodanig aangewezen functionaris die de eed of de belofte heeft afgelegd.

De instructie gaat er van uit dat de consulent leerrecht over de bevoegdheid als BOA beschikt.

De artikelen die gebruikt zijn in de instructie komen niet overeen met de artikelen uit de Leerplichtwet. Bij ieder artikel staat wel genoemd met welke wettelijke artikelen er een relatie is.

1.1 Taakverdeling

In het totale takenpakket van de leerplichtfunctie zijn werkzaamheden van uiteenlopend niveau en verschillende complexiteit te onderkennen. De werkzaamheden kunnen worden verdeeld over de functies: (senior) consulent leerrecht, medewerker leerlingenadministratie, secretariaat, RMC-coördinator en hoofd van het RBL (de manager Regionale Uitvoering) .

1.2 Mandaatverlening en attributie

Veel van de bevoegdheden van consulenten leerrecht zijn aan hen rechtstreek vanuit de wet (attributie) toebedeeld. Dit betekent dat de consulent leerrecht zelfstandig, maar wel op basis van het binnen het Regionaal Bureau Leerrecht geldende beleid, kan handelen

Daarnaast heeft de Leerplichtwet een aantal bevoegdheden bij het college, en in het geval van het RBL het Dagelijks Bestuur neergelegd. Ten aanzien van deze bevoegdheden heeft het Dagelijks Bestuur mandaat verleend aan consulenten leerrecht om deze bevoegdheden namens (maar wel onder verantwoordelijkheid van) het Dagelijks Bestuur uit te oefenen. De consulent leerrecht is in deze instructie gemandateerd voor de artikelen:

  • 3a Leerplichtwet, vervangende leerplicht;
  • 3b Leerplichtwet, vervangende leerplicht laatste schooljaar, en
  • 15 Leerplichtwet, vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs.

1.3 Toezichthouder

Artikel 16 Leerplichtwet, eerste lid, bepaalt: “Het toezicht op de naleving van deze wet is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe een of meerdere ambtenaren aan.” Binnen Holland Rijnland wijst het Dagelijks Bestuur consulenten leerrecht aan. Het tweede lid van artikel 16 bepaalt dat deze ambtenaren de eed of belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. In de leerplichtregeling 1995 is daartoe in artikel 9 de tekst van de ambtseed opgenomen.

De aanwijzing van ambtenaren in artikel 16, eerste lid, Leerplichtwet betekent dat de consulent leerrecht toezichthouder is zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): een persoon. bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

De bepalingen van de Awb met betrekking tot de toezichthouder, en dus ook de consulent leerrecht, zijn, kort samengevat, de volgende:

  • artikel 5:12: legitimatie tonen (volgens een door de minister van Justitie aangewezen model 12);
  • artikel 5: 13: redelijk gebruikmaken van bevoegdheden;
  • artikel 5: 14: mogelijkheid tot beperking van bevoegdheden bij wet of bij besluit van het bestuursorgaan;
  • artikel 5:15: bevoegdheid tot betreden van elke plaats met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner, zo nodig met behulp van de sterke arm, en vergezeld van personen die de toezichthouder aanwijst;
  • artikel 5: 16: bevoegdheid tot het vorderen van inlichtingen;
  • artikel 5: 17: bevoegdheid tot het inzien van zakelijke gegevens en tot het maken van kopie daarvan (ter plekke of na medeneming voor korte tijd);
  • artikel 5: 20: een ieder is verplicht aan een toezichthouder alle medewerking te verlenen die de toezichthouder redelijkerwijs kan vorderen.

1.4 Termijnen

In diverse artikelen van de instructie zijn termijnen opgenomen, met het oog op een goede voortgang van de werkzaamheden. Deze termijnen zijn soms in de wet te vinden. Als dat het geval is, is dat in de artikelsgewijze toelichting aangegeven. De niet in de wet opgenomen termijnen zijn in de tekst van de instructie opgenomen en maken onderdeel uit van de werkprocessen van het RBL.

Wat een redelijke termijn is, is afhankelijk van het soort beschikking. Met het oog op de rechtszekerheid is een redelijke termijn in ieder geval verstreken na 8 weken na datum van ontvangst van de aanvraag. Tenzij een nieuwe beslistermijn kenbaar is gemaakt” Er is voor gekozen om in deze ambtsinstructie niet te spreken van werkdagen, maar van schooldagen. Dit omdat tijdens schoolvakanties de scholen vaak niet of moeilijk bereikbaar zijn, bovendien zijn de schoolvakanties voor consulenten leerrecht ook de meest geschikte periodes om met vakantie te gaan. Wanneer gesproken zou worden over werkdagen is het in de vakantieperiodes dan ook vaak niet mogelijk om de gestelde termijnen te halen.

2. Artikelsgewijze toelichting

Toelichting artikel 1

Artikel 1, begripsbepalingen: Hier zijn enkele begrippen omschreven die niet in de Leerplichtwet zijn opgenomen, zoals: medewerker leerlingenadministratie en jongere.

In de aangehaalde artikelen wanneer er sprake is van een voortijdig schoolverlater, artikel 28 WVO, artikel 47a WEC en artikel 8.1.8 WEB is het volgende bepaald: “Het bevoegd gezag doet onverwijld opgave aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokkene woon- of verblijfplaats heeft van de gegevens van degene

  1. op wie de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is en die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt;
  2. die niet in het bezit is van een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 [WVO] dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7 .2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs
  3. die van school wordt verwijderd.

In de artikelen 28a WV0, 47b WEC en 8.1.Ba WEB is opgenomen:
” Indien degene die voldoet aan artikel 28, eerste lid, onderdelen a en b, het onderwijs aan de school gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vier weken of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden, waaronder in ieder geval de redenen, bedoeld in artikel 27a, negende lid, worden verstaan, niet meer volgt, ontstaat voor het bevoegd gezag de leveringsverplichting, bedoeld in artikel 12, derde lid. van de Wet register onderwijsdeelnemers.

In het kader van de instructie wordt ervan uitgegaan dat deze taak wordt opgedragen aan een personeelslid van de school, hier aangeduid met de directeur. De ‘echte’ directeur kan deze taken binnen de school of instelling natuurlijk aan een ander opdragen. Mocht twijfel ontstaan over de bevoegdheid van iemand die zo’n melding doet, dan moet het bevoegd gezag uiteraard wel de bevoegdheid van de betrokkene kunnen aantonen.

Preventie

Artikel 2, preventie: Voorkomen is beter dan genezen. Daarom zijn in dit artikel een aantal proactieve informatie-instrumenten genoemd. In lid 4 en lid 5 wordt ingegaan op de afstemming tussen de diverse disciplines. Vooral de ketenpartners spelen bij de preventie een belangrijke rol. Met de invoering van de Methodische Aanpak Schoolverzuim (maart 2017) is opgenomen dat de consulent leerrecht zoveel mogelijk conform deze methode handelt. ‘Pas toe of leg uit’ is het motto van de MAS. De laatste versie is van maart 2022.

Toelichting artikel 3

Artikel 3, lid 2, leeftijdsgroep in administratie : gekozen is voor een systeem waarbij alle leerlingen waarmee de consulent leerrecht in de loop van een schooljaar te maken heeft, bij het begin van het schooljaar in de leerplichtadministratie worden opgenomen.

Aangezien er sprake is van een gecombineerde leerplicht- en RMC-administratie, worden de jongeren tot 23 jaar opgenomen in de leerlingenadministratie via de BRP en via DUO (18-23 jaar). Bij de jongeren waarvan bekend is dat deze al een startkwalificatie hebben behaald, wordt een passende aantekening opgenomen. En met in achtneming van het bepaalde in artikel 7 van het Privacyreglement Leerplicht- en RMC-gegevens Holland Rijnland verwijderd

Artikel 3, lid 3, tussentijdse mutaties: om te voorkomen dat leerlingen door verhuizing in de loop van het schooljaar tussen wal en schip raken, en niet aan onderwijs deelnemen, is het van belang om een goed sluitend systeem van de tussentijdse mutaties te hebben. In de tekst is de suggestie opgenomen om dit wekelijks bij te houden, zodat zowel de actualiteit als de werklast beheersbaar is. De aangifte van verhuizing behoort bij de beheerder van de Basisregistratie Personen (BRP) binnen te komen. Als er sprake is van het ontvangen van een schoolmutatie, kan tevens gecontroleerd worden of de verhuizing op juiste wijze is gemeld.

Mutaties van in- en uitschrijving: op grond van artikel 18 Leerplichtwet moeten de in- en uitschrijvingen binnen zeven dagen (lees een week) door de school of instelling worden gemeld. Overtreding van deze bepaling is genoemd in de opsomming van strafbare feiten, in artikel 27, aanhef en onder b, Leerplichtwet. Verwijdering van nietleerplichtigen dient onverwijld plaats te vinden.

Hoewel het niet wettelijk verplicht is, is het wenselijk om met de scholen en instellingen goede afspraken te maken over het tijdig melden van in- en uitschrijvingen van niet leerplichtigen. Voor leerplichtigen zijn BVE instellingen tevens verplicht om tijdig in- en uitschrijvingen door te geven.

Een regionale aanpak hiervan is nodig voor voornamelijk speciaal onderwijs, voortgezet (speciaal) onderwijs en de Mbo’s, omdat die veelal met een groot aantal gemeenten te maken hebben van waar hun leerlingen komen. Dit wordt grotendeels ondervangen door de invoering van het verzuimloket door DUO. Artikel 3, lid 6, controle op inschrijving: onder ‘scholen en instellingen’ worden begrepen alle scholen en instellingen waar leerlingen woonachtig in één van de gemeenten binnen de regio Holland Rijnland die hun bevoegdheden op het gebied van leerplicht aan het samenwerkingsorgaan hebben overgedragen, zijn ingeschreven, binnen en buiten de regio. De genoemde termijn van twee weken is een termijn van orde (geen wettelijke bepaling). Wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van een school of instelling, dan dient daartegen vlot te worden opgetreden. De consulent leerrecht spreekt de directeur aan wanneer er sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven. Van dit proces wordt een dossier gevormd. Blijft de directeur in gebreke dan kan de consulent leerrecht dit signaleren bij de Inspectie voor het Onderwijs. Verdere uitwerking hiervan is beschreven in artikel 19 van de instructie. De strafbaarheid van de directeur van de school of instelling op dit punt is opgenomen in artikel 27 Leerplichtwet, aanhef en onder b.

Artikel 3, lid 8, wijziging van school: de procedures bij in- en uitschrijving voor scholen zijn in verband met bekostigingsaspecten zodanig dat de nieuwe school niet mag inschrijven zonder bewijs van uitschrijving van de oude school. Vanuit leerplichtaspecten (artikel 10 Leerplichtwet) mag het hoofd van de “oude” school pas uitschrijven als een nieuwe gevonden is en de jongere daar staat ingeschreven. In dit artikellid is aangegeven dat de medewerker leerlingenadministratie hier controle uitoefent. Zo nodig kan in administratieve zin bemiddelend worden gehandeld.

Artikel 3, lid 9 verhuizing: de Leerplichtregeling 1995 schrijft voor dat de “administratieve gegevens” aan de nieuwe gemeente worden toegezonden (artikel 3, tweede lid, Leerplichtregeling 1995). De tweede zin van dit lid geeft aan dat niet automatisch het hele leerlingdossier wordt doorgestuurd. Daarvoor is contact tussen consulenten leerrecht van het Regionaal Bureau Leerrecht en de nieuwe gemeente wenselijk (zogenaamde warme overdracht). Gegevens die in beginsel wel overgedragen moeten worden, zijn veroordelingen (in verband met eventuele recidive) en recente verzuimmeldingen en vrijstellingen (die een rol kunnen spelen bij nieuwe meldingen

Toelichting artikel 4

Artikel 4, leerlingdossier: uitgangspunt is dat van een leerling een apart dossier gemaakt wordt, in fysieke zin of in digitale zin, als er sprake is van een vrijstelling of vermoedelijk ongeoorloofd schoolverzuim. Voor een groot deel van de leerlingen zal dat nooit het geval zijn, maar deze staan wel opgenomen in de leerlingadministratie in verband met de controle op schoolinschrijvingen. Het dossier wordt in het bijzonder beschermd, wat het gebruik betreft, door de bepalingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de Wet Politiegegevens. Kern van die bepalingen wordt gevormd door:

  • gebruik beperkt voor de doelstellingen van het RBL, namelijk de uitvoering van de Leerplichtwet en de RMC-functie en het voorkomen van schooluitval.
  • recht op kennis van de inhoud van het dossier voor de betrokkene (ouders, oudere leerling)
  • recht op correctie of verwijdering van opgenomen gegevens
  • recht op correctie van opgenomen gegevens.
  • Met ingang van 1 januari 2019 is de Wet politiegegevens ook voor alle boa’s van toepassing. De nieuwe privacywetgeving heeft voor boa’s vooral gevolgen voor hoe ze hun werk verantwoorden. Dus in welke systemen ze werken en met wie ze de gegevens mogen delen. De Wpg is veel specifieker dan de AVG, vanwege de politiegegevens. Voor deze gegevens gelden andere termijnen, je mag ze voor andere doelen gebruiken en je mag ze verzamelen zonder dat de betrokkene toestemming hoeft te geven. De organisaties moeten voorzieningen treffen om deze gegevens goed te beschermen, bijvoorbeeld door ze te labelen. Ook moeten alle strafrechtelijke politiegegevens een label krijgen, zodat alleen mensen met een opsporingsbevoegdheid erbij kunnen komen.

Grofweg kan er gesteld worden, dat wanneer er verzuim wordt gemeld en is dus een vermoeden is van een overtreding van een wet, dan geldt de Wpg. Betreft het verlof of vrijstelling dan geldt de AVG.

Toelichting artikel 5

Artikel 5 heeft betrekking op de bevoegdheid die de consulent leerrecht geattribueerd (rechtstreeks uit de wet) heeft gekregen: het nemen van een besluit op een aanvraag voor extra verlof wegens “andere gewichtige omstandigheden” voor meer dan 10 schooldagen per schooljaar. Dit aantal schooldagen kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen.

De attributie van deze bevoegdheid brengt met zich mee dat hier geen sprake is van mandaat van een aan het Dagelijks Bestuur toekomende bevoegdheid. De consulent leerrecht is hier zelf ‘bestuursorgaan’ in de zin van de Awb. Bij bezwaar zal de consulent leerrecht dan ook zelf een beslissing op bezwaar moeten nemen, na advies van de hiervoor aangewezen bezwarencommissie.

Artikel 5, lid 2, ontvangst en termijn voor beslissing: een vaste termijn kan niet worden genoemd, omdat zich gevallen (andere gewichtige omstandigheden) kunnen voordoen waarbij een zeer snel besluit redelijkerwijs gevergd mag worden. Anderzijds, wanneer zo’n grote spoed zich niet voordoet, moet de consulent leerrecht ook een redelijke termijn kunnen nemen om tot een weloverwogen besluit te komen. Als die tijd er niet zou zijn, en de betrokkenen vertrekken voordat het besluit is genomen, dan moet de aanvraag wel verder behandeld worden, maar dient aan de ouders duidelijk gemaakt te worden dat de consequenties voor hun rekening zijn.

Artikel 5, lid 3, onvolledige aanvraag: op grond van artikel 4:5 Awb kan het bestuursorgaan, indien niet tijdig (na een hersteltermijn) een volledige aanvraag voorligt, besluiten om de aanvraag buiten behandeling te laten. De termijn is “ten minste een week, ten hoogste drie weken”, als invulling van de algemene bepaling in artikel 4:5 Awb. Binnen vier weken na afloop van de gesteld termijn, moet een besluit worden genomen tot het niet verder in behandeling nemen. Gebeurt dit niet, dan moet de aanvraag inhoudelijk worden getoetst en de afwijzing uitgebreid worden gemotiveerd.

Artikel 5, lid 5, zienswijze: Alhoewel de Awb in artikel 4:7 aangeeft dat vooraf horen slechts verplicht is, wanneer het voornemen bestaat een aanvraag af te wijzen, wanneer deze gebaseerd is op gegevens die niet door de aanvrager zelf zijn verstrekt, Worden ouders toch altijd in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven op het voornemen om geen extra verlof te verlenen.

Artikel 5, lid 6, plaats van gesprek: om onduidelijkheden te voorkomen, is deze bepaling opgenomen. Het kan bijvoorbeeld efficiënt zijn (en ‘klantvriendelijk’) om de desbetreffende gesprekken op een school te laten plaatsvinden. Over het algemeen worden gesprekken betreffende dit onderwerp gevoerd op kantoor. Ouders kunnen teleurgesteld raken door de afwijzing en dan is het van belang dat de consulent leerrecht zijn eigen veiligheid garandeert.

Artikel 5, lid 8, beoordeling aanvraag meer dan tien dagen: artikel 11 onder g van de Leerplichtwet 1969 kent de mogelijkheid extra verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden. Dit onderdeel is nader uitgewerkt in artikel 14 van de Leerplichtwet. De hier bedoelde “andere gewichtige omstandigheden” verwijzen naar uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden waarvoor de leerling extra verlof nodig heeft, zodat hiermee een kennelijk onredelijke situatie voorkomen kan worden. Onder “andere gewichtige omstandigheden” vallen situaties die buiten de wil van de ouders en/of de leerling liggen. Daarbij kan sprake zijn van een medische of sociale indicatie. Bij een medische of sociale indicatie is een verklaring van een onafhankelijk arts of een sociale instantie noodzakelijk.

In de Methodische Aanpak Schoolverzuim staat duidelijk beschreven welke situaties wel en welke situaties niet als gewichtige omstandigheden worden aangemerkt. Deze handleiding wordt door consulenten leerrecht van het RBL als leidraad gebruikt bij het toetsen van de aanvragen.

Onder “andere gewichtige omstandigheden” vallen zeker niet de volgende situaties:

  • activiteiten van verenigingen, zoals scouting of voetbalkamp (zie ook bijzondere talenten);
  • vakantie buiten de vastgestelde schoolvakanties (ook in geval van speciale aanbiedingen in het laagseizoen);
  • eerder vertrekken of later arriveren vanwege verkeersdrukte;
  • familiebezoek in het buitenland; • het argument ‘mijn kind is nog jong’;
  • het argument ‘vlak voor de vakantie wordt er toch (bijna) geen les meer gegeven’;
  • meedoen aan tv-opnamen;
  • verlof voor een kind omdat andere kinderen van het gezin al of nog vrij zijn;
  • deelname aan sportieve of culturele evenementen.

Artikel 5, lid 11, advies over individuele aanvraag: het gaat hier om situaties waar de bevoegdheid tot het nemen van een besluit bij de directeur ligt (verlof voor ten hoogste 10 schooldagen) waarbij deze behoefte heeft aan advies. De consulent leerrecht kan daarbij ook de rechtsgelijkheid (gelijke gevallen van verschillende scholen) in het oog houden. Hieronder wordt aangeven welke omstandigheden in aanmerking kunnen komen voor extra verlof bij tien dagen of minder:

huwelijk van bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van het kind: maximaal 1 dag (buiten de woonplaats maximaal 2 dagen, buiten Nederland binnen Europa maximaal 5 dagen, buiten Europa maximaal tien dagen);
Soort bewijs: trouwkaart (bij twijfel kopie trouwakte)

  • 12½- of 25-jarig huwelijksjubileum van ouders: maximaal één dag;
  • 12½-, 25-, 40-, 50- of 60-jarig huwelijksjubileum van ouders of grootouders: maximaal 1 dag;
  • 12 ½- 25-, 40-, of 50-jarig ambtsjubileum van ouders of grootouders: maximaal 1 dag;
  • ernstige levensbedreigende ziekte zonder uitzicht op herstel van ouders, bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van het kind, periode in overleg met directeur;
    Soort bewijs; doktersverklaring waar ernstige ziekte uit blijkt
  • overlijden van bloed- of aanverwanten in de eerste graad: maximaal 4 dagen;
  • overlijden van bloed- of aanverwanten in de tweede graad: maximaal 2 dagen (buiten Nederland maar binnen Europa maximaal 5 dagen, buiten Europa maximaal 10 dagen);
  • overlijden van bloed- of aanverwanten in de derde en vierde graad: maximaal 1 dag.
    Soort bewijs: rouwkaart (bij twijfel overlijdensakte)
  • verhuizing: maximaal één dag;
  • naar het oordeel van de directeur belangrijke redenen met uitzondering van vakantieverlof.

De directeur neemt hierover een beslissing en laat dit de ouders, bij voorkeur schriftelijk, weten.

Hierbij het geldt het volgende:

  • Verlofaanvragen dienen schriftelijk en tenminste acht weken van tevoren bij de directeur/medewerker RBL te worden ingediend. Indien deze termijn niet is aangehouden, moet door de aanvrager worden beargumenteerd waarom dit niet is gebeurd. • Er kunnen voorwaarden gesteld worden aan het toekennen van verlof (bijvoorbeeld achteraf tonen van bepaalde bescheiden).
  • De toestemming of afwijzing moet schriftelijk worden vastgelegd en in geval van afwijzing goed worden gemotiveerd door de directeur/medewerker RBL. • Verlof moet altijd zo kort mogelijk worden gehouden.
  • Alle aanvragen dienen, voor zover in redelijkerwijze mogelijk, te worden vergezeld van bewijsmiddelen. • Indien de medewerker RBL overgaat tot het opmaken van een proces-verbaal dan dient hij/zij de door verdachte aangeleverde bewijsstukken in een andere taal te allen tijde te laten vertalen (behalve als in Frans, Duits, Engels).
  • Verlof vanwege gewichtige omstandigheden kan ook worden toegekend in de eerste twee weken na de zomervakantie, hier moet spaarzaam mee worden omgegaan.

Artikel 5, lid 12, advies over beleid: het gaat hier over een bevoegdheid van directeuren. Met het oog op rechtsgelijkheid van ouders is het van belang om tot afstemming van het gebruik van deze bevoegdheid te komen. Zie hiervoor ook de handreiking voor schooldirecteuren bij het aanvragen en toekennen van verlof.

Bovengenoemde richtlijn is conform de landelijke afspraken die hierover zijn gemaakt.

Toelichting artikel 6

Artikel 6, relatief verzuim: bij relatief verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969). Een jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt bezoekt na inschrijving de school niet geregeld (artikel 2, lid 3 Leerplichtwet 1969).

Bij relatief verzuim van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 4a Leerplichtwet 1969). Een jongere die als leerling van een instelling is ingeschreven volgt niet het volledige onderwijsprogramma of een combinatie van leren en werken. Uitgangspunt is dat met het onderwijs alleen of met de combinatie leren en werken een volledige week wordt gevuld (artikel 4c, lid 1 Leerplichtwet 1969).

De Leerplichtwet bepaalt in artikel 21 en 21a dat de schooi een kennisgeving van verzuim moet doen aan het Dagelijks Bestuur. Voor alle bekostigde scholen geldt dat deze kennisgeving aan het register onderwijsdeelnemers van DUO wordt gedaan (artikel 21a). In artikel 22 dat de consulent leerrecht “vanwege het Dagelijks Bestuur” een onderzoek instelt.

In de instructie is de werkwijze voor de consulent leerrecht bij dit onderzoek beschreven . Een instructie kan nooit alle mogelijke situaties beschrijven. Hoofdlijn moet zijn dat afwijking van de beschreven werkwijze mogelijk is, mits gemotiveerd, en dus in het dossier terug is te vinden.

Artikel 6, lid 2, vraagt van de consulent leerrecht dat hij de personen die bij een onderzoek betrokken raken, goed informeert over de procedure en de (mogelijke) consequenties van hun gedrag. Indien blijkt dat ouders inmiddels op vakantie zijn gegaan (in geval van luxeverzuim), dan neemt de consulent leerrecht zo spoedig mogelijk na deze vakantie contact op met de ouders.
Aan het derde lid is de zinsnede “in ieder geval” toegevoegd omdat het in sommige gevallen niet bij elke melding weer opnieuw nodig is om contact met de ouders te zoeken aangezien de consulent leerrecht al regelmatig in contact met de ouder is.

In artikel 6, lid 8, is met de term ‘afhandelen’ bedoeld het tot een (zo) goed (mogelijk) einde brengen van de geconstateerde verzuimsituatie, dan wel een begeleidingstraject wordt ingezet ter voorkoming van absoluut verzuim.

Artikel 6 lid 9 tot en met 11 beschrijft in welke gevallen een jongere naar Halt kan worden verwezen en welke procedure hiervoor gevoerd moet worden door de consulent leerrecht. En daarnaast hoe gehandeld moet worden indien de Halt afdoening niet naar behoren plaats vindt of Halt verwijzing niet mogelijk is.

Artikel 6, lid 14, verzuimbeleid: de consulent leerrecht kan in een individueel geval (lid 15) en in meer algemene zin een advies geven aan de directeur(en) over het handelen in een bepaalde situatie en het verzuimbeleid in het algemeen. Artikel 21, eerste lid, van de Leerplichtwet geeft de basisregels waarin is aangegeven wanneer melding verplicht is. Er zijn verschillende situaties waarbij eerdere melding wenselijk is. Denk aan onduidelijke redenen voor afwezigheid zoals: (vage) ziekmelding, bepaalde verzuimpatronen bij jongeren of een situatie waarbij twijfel bestaat aan de effectiviteit van het beleid van de school.

Toelichting artikel 7

Artikel 7, meldingen van verzuim 18 plus moeten volgens de wet door de school of onderwijsinstelling worden gedaan na een perioden van 4 weken aaneengesloten. Landelijk is er de afspraak gemaakt om scholen en instellingen verzuim van 18 plus ook te melden bij 16 uur en een periode van 4 weken. In deze instructie wordt er van uitgegaan dat bij een melding verzuim 18 plus zo nodig een gesprek met de jongere plaatsvindt op school/onderwijsinstelling of op kantoor van de consulent leerrecht.

Toelichting artikel 8

Artikel 8, absoluut verzuim: bij absoluut verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven op een school in overeenstemming met de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).

Bij absoluut verzuim ten aanzien van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven als leerling van een instelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969 (artikel 4a in verbinding met artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).

Voor de behandeling wordt in hoofdzaak aangesloten bij de werkwijze die in artikel 6 al is beschreven. In artikel 3 is de ‘kapstok’ voor het ontdekken van mogelijke gevallen van absoluut verzuim aangeduid: regelmatige en systematische controle, zeker bij tussentijdse mutaties.

Toelichting artikel 9

Artikel 9, kennisgeving in- en uitschrijvingen: het gaat in essentie om een (dreigende) situatie waarbij de jongere buiten het onderwijs komt te staan.

Wanneer sprake is van verwijdering van een leerling, dan behoort de onderwijsinspectie daarover geraadpleegd te zijn. Het is wenselijk dat de consulent leerrecht in zo’n geval ook contact met de onderwijsinspectie opneemt om achtergrondinformatie te verkrijgen dan wel om de inspectie op de hoogte te stellen (als de school dat – ten onrechte – nog niet gedaan zou hebben).

In de Wet op het primair onderwijs staat niets over schorsing van leerlingen vermeld. Dit wordt echter ondervangen door de algemene rechtsregel dat: ‘wie tot het meerdere bevoegd is, ook tot het mindere bevoegd is’. Met andere woorden: het bevoegd gezag van de basisschool is bevoegd tot verwijdering (onder voorwaarden) en is dus ook bevoegd tot schorsing, een minder vergaande bevoegdheid.

Het bevoegd gezag van een school voor primair, voortgezet en speciaal onderwijs kan een leerling schorsen (voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school. Het laatste kan alleen na overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van leerling en/of ouders, voogden of verzorgers. Bovendien kan een leerling alleen worden verwijderd als een andere school bereid is om de leerling op te nemen. Een besluit tot schorsing wordt aan de betrokken leerling en, als de leerling nog geen 21 is, ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekendgemaakt. Van een schorsing voor een periode langer dan één dag en een definitieve verwijdering moet het bevoegd gezag de Inspectie schriftelijk in kennis stellen onder vermelding van de redenen. Zie ook artikel 13 Inrichtingsbesluit voortgezet onderwijs.

Toelichting artikel 9a

Artikel 9a: Het bestrijden van voortijdig schoolverlaten en het volgen van jongeren in een kwetsbare positie

Definitie jongere in een kwetsbare positie

Een jongere die al dan niet met een getuigschrift of een diploma doorstroomt naar de entreeopleiding, basisberoepsopleiding (MBO 2) of uitstroomt uit het onderwijs, en afkomstig is uit:

  1. het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra.
  2. het praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 5, onder d, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
  3. de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
  4. het leerwerktraject van het vmbo, bedoeld in artikel 10b1 van de Wet op het voortgezet onderwijs,
  5. de entreeopleiding; of
  6. jongere die niet vanuit één van de onderwijssoorten, genoemd onder 1 tot en met 5 instroomt in een entreeopleiding;

*jongeren die van opleiding wisselen in mbo worden ook tot doorstroom in het onderwijs gerekend.

In november wordt de lijst met jongeren in een kwetsbare positie aangeleverd vanuit DUO. Op basis van de Monitor die door Ingrado is opgesteld kan deze groep jongeren gemonitord worden. De omschrijving in deze instructie is dan ook gelijk aan de monitor. De aanpak die ingezet wordt bij jongeren die niet in beeld zijn, kunnen lokaal of regionaal verschillen. Hier kan in lid 10 de afgestemde aanpak worden opgenomen. Als advies is opgenomen om de stappen 5 tot en met 8 ieder half jaar te herhalen om te zien of de jongere nog steeds een jongere in kwetsbare positie is. Dit is geen wettelijke termijn dus er kan ook voor een andere termijn gekozen worden. Het inlichtingenbureau hanteert de volgende prio’s:

  • Prio 1: Geen inkomsten
  • Prio 2: Werk, inkomsten minder dan€ 300 per maand
  • Prio 3: werk, inkomsten meer dan€ 300 per maand
  • Prio 4: Combinatie werk en uitkering
  • Prio 5: Uitkering

Toelichting artikel 10

Artikel 10, vervangende leerplicht: besluiten omtrent vervangende leerplicht zijn door het Dagelijks Bestuur aan de consulent leerrecht gemandateerd. De vervangende leerplicht geldt voor 14- en 15-jarigen die in het algemeen niet in een Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) traject kunnen instromen gezien de leeftijd.

De wet gaat uit van een door de ouders ingediende en ondertekende aanvraag. De praktijk zal veelal zijn dat de aanvraag door de school wordt voorbereid, in goed overleg met de consulent leerrechten bijvoorbeeld het intern ondersteuningsteam van de school (IOT). Het genoemde plan van aanpak zal dan ook in overleg met betrokkenen worden opgesteld. In het derde en vierde lid wordt de werkwijze beschreven die bij deze praktijk past en ook aan de wet voldoet.

De oudere leerplichtige, die gebruikmaakt van artikel 3b, mag arbeid verrichten. Vandaar dat aan de Arbeidsinspectie melding moet worden gedaan van de toestemming voor deze vervangende leerplicht.

Toelichting artikel 11

Artikel 11 vrijstelling leerplicht op grond van artikel 15 van de Leerplichtwet: ook hier betreft het een bevoegdheid die door het Dagelijks Bestuur aan de consulent leerrecht is gemandateerd. In de tekst is (in het tweede lid) een aanwijzing opgenomen voor de criteria die bij de toetsing van het ‘andere onderwijs’ worden toegepast. Bij de beoordeling slaat de consulent leerrechter acht op of er wordt toe geleid dan wel kan worden toe geleid tot een startkwalificatie.

Een startkwalificatie houdt in:

  • het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet voortgezet onderwijs;
  • dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (dat wil zeggen MBO niveau 2 of hoger).

De procedure voor leerplichtigen in dienst van defensie staat beschreven in artikel 10 vanaf lid 3. Een deel van het bij Defensie werkzame personeel bestaat uit 17-jarige jongeren, waarvan het merendeel de school heeft verlaten zonder startkwalificatie. Om deze jongeren wel in beeld te houden, om te volgen of zij een startkwalificatie behalen of uitvallen voordat ze de 18-jarige leeftijd hebben bereikt, is er samenspraak tussen het ministerie van OCW, ministerie van Defensie en Ingrado een procedure ontwikkeld om deze jongeren in beeld te houden.

Toelichting artikel 12 Artikel 12, lid 2, aangewezen deskundige: zie hierover artikel 13.

Artikel 12, lid 5, overwegende bedenkingen tegen de richting: de vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht te worden. Als vaststaat dat dat het geval is, ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen. Dat strookt met de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen.

Artikel 12, lid 6, bericht aan de ouders: bij deze bepalingen uit de Leerplichtwet is het van belang dat het gaat om vrijstellingen die van rechtswege intreden indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, en die van rechtswege niet kunnen intreden indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet.

Aan het bericht over de kennisgeving behoort dan ook geen bezwaar- en beroepsclausule gekoppeld te worden.

Artikel 12, lid 9, vrijstelling wegens onderwijs in buitenland: in dit geval voorziet de wet niet altijd in een regeling die ook in de praktijk hanteerbaar is. Het onderdeel van de instructie geeft de consulent leerrecht de opdracht om een wel hanteerbare regeling (informatieplicht) te treffen, die hem in staat stelt om na terugkeer van de leerplichtige in Nederland na te gaan of deze daadwerkelijk onderwijs in het buitenland heeft gevolgd. Hiervoor kan de consulent leerrecht bijvoorbeeld verzoeken om een bewijs van inschrijving van de betreffende school in het buitenland en een overzicht van de behaalde resultaten. Bij toepassing van dit artikel is het een voorwaarde dat de leerplichtige 1/3 deel van een kalenderjaar domicilie in Nederland heeft. Voor de richtlijnen voor vrijstelling van de leerplicht wordt ook verwezen naar de Methodische Aanpak Schoolverzuim .

Toelichting artikel 13

Artikel 13 geeft in enkele stappen aan wat de consulent leerrecht te doen staat als ouders hun kind van een onderwijsvoorziening gebruik laten maken die (nog) niet als school in de zin van de Leerplichtwet is aangemerkt. In de periode dat het onderzoek plaatsvindt, beschouwt de consulent leerrecht de onderwijsvoorziening als een school in de zin van de wet. Dit is in het belang van het kind, dat ·anders deze periode thuis komt te zitten.

Toelichting artikel 14

Artikel 14, aanwijzing deskundige: de GGD en bureau Quistet zijn de instanties die door opname van dit artikel in de ambtsinstructie door het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland zijn aangewezen als deskundige. De deskundige kan worden aangemerkt als een deskundige in de zin van afdeling 3.3 Awb.

Toelichting artikel 15

Artikel 15, melding aan Raad voor Kinderbescherming: de instructie sluit aan op de plicht die in de Leerplichtwet is opgenomen en heeft betrekking op de zogenoemde strafrechtelijke melding. Daarnaast is het mogelijk om de Raad voor de Kinderbescherming te consulteren over de gewenste route (vrijwillig, civiel of strafrechtelijk).

Toelichting artikel 16

Artikel 16, melding aan Veilig Thuis: de bepaling biedt de consulent leerrecht expliciet de mogelijkheid om in gevallen waar hij dat wenselijk acht contact op te nemen met de GGD, waarvan Veilig Thuis deel uitmaakt. Het betreft hier de zogenoemde civiele melding. Indien de consulent leerrecht bij een onderzoek komt tot het vermoeden van verwaarlozing van de belangen van een jongere, kan hij een rapport van zijn bevindingen naar Veilig Thuis sturen met het verzoek om een onderzoek te doen (een zogenaamde zorgmelding). De consulent leerrecht deelt de beslissing om een rapport aan Veilig Thuis te zenden schriftelijk mee aan de betrokken ouders, waarbij uitleg wordt gegeven waarom een zorgmelding wordt gedaan. Het rapport wordt opgenomen in het leerlingdossier.

Van een vermoeden van verwaarlozing kan bijvoorbeeld sprake zijn in geval van absoluut verzuim (het niet ingeschreven staan op een school of deze niet regelmatig bezoeken) of bij thuiszitters (kinderen die wel staan ingeschreven, maar de school niet bezoeken).

Het doen van een melding bij Veilig Thuis is een ingrijpende maatregel, met mogelijk ernstige consequenties. Wanneer geen sprake is van fysieke mishandeling of bewuste verwaarlozing, maar sprake is van absoluut verzuim moet dan ook terughoudend en zorgvuldig worden omgegaan met het doen van een melding. Om die reden is het van belang dat een consulent leerrechtbetrokkene tevoren goed op de hoogte stelt van de stappen die genomen zullen worden voordat daadwerkelijk wordt overgegaan tot het doen van de melding. Wanneer er vermoedens bestaan van kindermishandeling of huiselijk geweld wordt aan de hand van de Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld getoetst of er aanleiding bestaat tot het doen van een melding.

Toelichting artikel 17

Artikel 17 meldcode: op 1 juli 2013 is de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld. Vanaf 1 januari 2019 is er een verplicht afwegingskader in stap 5 opgenomen. Deze meldcode geldt ook voor de consulent leerrecht. Werken volgens de meldcode is een wettelijke verplichting. De meldcode op zich is een meldrecht en geen meldplicht.

In dit artikel is vastgelegd op welke wijze de consulent leerrecht met de meldcode om dient te gaan en welke stappen er gezet moeten worden. Deze beschrijving is samengesteld aan de hand van het basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Privacy en de meldcode

Op 25 mei 2018 is de nieuwe privacywetgeving (AVG) van kracht geworden. De AVG is Europese wetgeving. De Nederlandse wetgeving, zoals de Leerplichtwet of de wet meldcode, mag daarmee niet in strijd zijn, aangezien de AVG hogere wetgeving is. Het recht om dossier aan te maken en te melden bij Veilig Thuis is niet in strijd met de AVG, dus mag uitgevoerd worden.

Toelichting artikel 18

Artikel 18, melden Inspectie van het onderwijs: Door de  wetswijziging van de Leerplichtwet 1969 krijgt de minister van Onderwijs per 1 januari 2012 de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen aan de directeur van een school of instelling. De bestuurlijke boete is een nieuwe sanctiemaatregel en kan worden opgelegd in gevallen waar een school volhardend bepalingen overtreedt. Voorheen was het de consulent leerrecht die de mogelijkheid had een proces-verbaal op te maken in dergelijke gevallen. De minister heeft de uitvoering bij de Inspectie van het Onderwijs neergelegd.

Deze overtredingen kunnen gaan over:

  1. het in strijd handelen van de leerplichtwet met betrekking tot
    1. het verlenen van verlof voor vakantie dat slechts eenmaal voor ten hoogste tien dagen per schooljaar kan worden verleend en geen betrekking mag hebben op de eerste twee lesweken van het_ schooljaar.
    2. het verlenen van verlof voor andere gewichtige omstandigheden dat voor ten hoogste tien dagen per schooljaar verleend kan worden door de directeur. Indien verlof wordt gevraagd voor meer dan tien dagen per schooljaar, besluit de consulent leerrecht van de woongemeente van de jongere, de directeur gehoord.
  2. niet voldoen aan
    1. het melden van een in- of afschrijving van een leerling op een school binnen 7 dagen bij de consulent leerrecht
    2. het ter stond melden van een verwijdering van een leerling bij de consulent leerrecht.
    3. het berichten van het programma van de combinatie leren en werken dat door de jongere wordt gevolgd indien de jongere geen volledig onderwijsprogramma volgt aan de consulent leerrecht.
    4. het melden van het verzuim van 16 uur in de 4 weken van een leerling op school bij de consulent leerrechten waar mogelijk bij het verzuimloket DUO/Bron.
  3. Het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen Alle inlichtingen die deze in verband met de uitvoering van deze wet verlangen moeten aan de consulent leerrecht verstrekt worden. Doet een school dit niet of onvoldoende, dan meldt de consulent leerrecht dit bij de inspectie. Vervolgens neemt de inspectie dit signaal mee in haar regulier toezicht op de school. Bij urgente signalen neemt de inspectie direct contact op met de school De inspectie kan de directeur van de school of instelling een · bestuurlijke boete opleggen.

Wat betekent dit voor een gemeente?

Voor ouders en leerlingen blijven de bevoegdheden van de medewerker leerplicht/RMC als toezichthouder onveranderd. De werkwijze van de inspectie is risicogericht en afgestemd op de gemeente. Voorheen had de consulent leerrecht de mogelijkheid een proces-verbaal op te maken wanneer de directeur van de school of instelling de leerplichtwet overtrad. De keus om de signalering naar de Inspectie bij de consulent leerrecht neer te leggen is hierdoor voor de hand liggend. Voor een eventuele signalering aan de Inspectie dienen eerst gesprekken ter verbetering van de situatie aan gegaan te worden. Deze stappen worden in een dossier vastgelegd. Dossiervorming is noodzakelijk voor een goede procesbegeleiding en de inhoud wordt bij signalering aan de Inspectie overgedragen.

De consulent leerrecht is veel in school aanwezig. Hij of zij mag enkel de administratie op aan/ afwezigheid van leerlingen in te zien indien hij een vermoeden heeft van een strafbaar feit. Indien de consulent leerrecht waarneemt dat de school of onderwijsinstelling de Leerplichtwet niet naleeft, dan kan dit een reden zijn tot het geven van informatie en advies aan de school of onderwijsinstelling betreffende een goede uitvoering dan wel een verbetering van het verzuimbeleid van de school. Indien de school of onderwijsinstelling ondanks het advies van de consulent leerrecht de Leerplichtwet blijft overtreden dan is dat aanleiding voor een signaal naar de Inspectie van het Onderwijs. De wijze waarop de signalen aan de Inspectie van het Onderwijs worden gegeven zijn opgenomen in dit artikel van de instructie.

Elk van de twee toezichthouders (consulent leerrecht en Inspectie van het Onderwijs) heeft de bevoegdheden, die titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verleent aan degenen die als toezichthouder zijn aangewezen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van de toezichttaak nodig is (5: 13 Awb). Daartoe behoren het betreden van plaatsen en de inzage van gegevens en bescheiden. Uit dit systeem volgt dat de consulent leerrecht toegang heeft tot de school en inzage heeft in de administratie voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn eigen toezichttaak (dus jegens ouders en leerlingen) nodig is. De toezichttaak gericht tot scholen met bijbehorende bevoegdheden is bij de Inspectie van het Onderwijs belegd. De consulent leerrecht heeft wel een natuurlijke signaleringsrol waar het gaat om het handelen van scholen in het kader van de Leerplichtwet.

Verstrekking van informatie aan andere overheidsorganen zoals de Inspectie van het Onderwijs, is toegestaan als gevolg van de Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens (WJSG).

Toelichting artikel 19

Artikel 20, jaarverslag leerplicht en effectrapportage RMC: de plicht, tot het uitbrengen van een jaarverslag over het gevoerde beleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan (Leerplichtwet artikel 25) berust bij het Dagelijks Bestuur. Uit de aard van deze bevoegdheid vloeit voort dat deze niet kan worden gemandateerd (zie Awb artikel 10:3, lid 1). Het is de taak van het hoofd van het RBL om de nodige informatie voor het verslag te verzamelen, te ordenen en in de vorm van een voorstel te presenteren. Het verslag zal de kwantitatieve gegevens bevatten die aan het ministerie van OCW moeten worden gemeld, maar tevens ingaan op het gevoerde beleid. De wettelijke bepalingen van de RMC-wetgeving geven aan dat een effectrapportage moet worden opgesteld, die – krachtens artikel 36 van de regeling regionale aanpak VSV – uiterlijk op 1 december bij de minister moet worden ingediend. In de bijlagen bij de Uitvoeringsregeling zijn de gegevens opgenomen die ten minste in de effectrapportage moeten worden opgenomen. De in dit artikel genoemde data zijn wettelijke termijnen.

Toelichting artikel 20

De contactgemeente is wettelijk verantwoordelijk voor de coördinatie van het regionaal bestuurlijk overleg. Intern zullen zij moeten afspreken wie daar aan deelneemt.

Toelichting artikel 21

Artikel 21, samenwerking in de regio inzake leerplicht: afstemming met het Openbaar Ministerie is van belang. Afhankelijk van de regionale situatie kan de officier van justitie een vaste of incidentele deelnemer aan het overleg zijn. In de instructie zijn de onderwerpen genoemd die in ieder geval onderwerp van regionaal overleg behoren te zijn. De agenda kan uiteraard (veel) uitgebreider zijn. In het derde lid zijn de punten genoemd waarover niet alleen gesproken moet worden (zoals bij de punten in het tweede lid), maar waarover ook duidelijke afspraken gemaakt moeten worden.

Omdat er tevens sprake is van de uitvoering van de RMC-taken, worden ook de onderwerpen die de wet aanduidt in het regionale overleg besproken.

Uiteraard zijn er ook de coördinerende taken, zoals:

  1. afspraken met de scholen, instellingen en organisaties over de inzet en verantwoordelijkheid bij het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten;
  2. zorg voor de totstandkoming van een regionaal netwerk van die scholen, instellingen en organisaties;
  3. organiseren en coördineren van de melding, registratie en doorverwijzing
  4. opstellen en bewaken van de begroting van de kosten;
  5. ontwikkelen en opstellen van de streefcijfers;
  6. opstellen van de effectrapportage.

Deze aan de wet ontleende opsomming kan uiteraard worden aangevuld met de onderwerpen waarover in de RMC-regio wordt gesignaleerd dat bespreking gewenst is.

Toelichting artikel 22

Artikel 22, samenwerking met diensten en instellingen: in deze lijst horen de scholen en instellingen, de instanties die met jeugdzorg te maken hebben, de strafrechtelijke instanties en de instanties die met arbeid te maken hebben. Deze instellingen en diensten behoren geïnformeerd te worden over deze instructie. Zij horen ook tot de kring die het jaarverslag ontvangt. De diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt kunnen kennis nemen van deze ambtsinstructie op de site van het RBL Holland Rijnland.

Toelichting artikel 23

Voor de aanpak thuiszitters registreert het RBL gegevens over kinderen en jongeren die langdurig (geoorloofd) verzuimen. Registreren van gegevens is toegestaan onder de AVG omdat het hier een ‘maatschappelijk belang’ betreft. Slechts de hoogst noodzakelijke gegevens worden geregistreerd, die nodig zijn om de taken in het kader van de thuiszittersaanpak te kunnen uitvoeren (zie artikel 4). Hierover zijn privacy-convenanten gesloten met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs.

Toelichting artikel 24

Artikel 24, beleidsontwikkeling: in het eerste lid is voorzien dat de ‘eigen’ gegevens op systematische wijze worden verzameld en verwerkt, zodat het regionale en het lokale beleid mede daarop gebaseerd wordt. De beleidscyclus wordt daarmee in belangrijke mate gediend. Het tweede lid heeft betrekking op de verwerking van ontwikkelingen die zich buiten de eigen regio voordoen in het regionale en landelijke beleid. Daarbij moet uiteraard worden gedacht aan het leerplichtbeleid in strikte zin, maar ook ontwikkelingen in het onderwijs, in de jeugdzorg en dergelijke behoren daartoe, en afhankelijk van de omstandigheden kunnen ook bijvoorbeeld ontwikkelingen in het vreemdelingenbeleid, de justitiële organisatie of de arbeidsmarkt van belang zijn.

Toelichting artikel 25.

Bezwaarschriften op het gebied van leerplicht worden voordat een beslissing op het bezwaar worden genomen voorgelegd aan een bezwarencommissie in de zin van artikel 7: 13 Awb. Deze commissie is een van de gemeentelijke bezwarencommissies binnen het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland. Met deze commissie heeft Holland Rijnland afspraken gemaakt over de advisering van alle bezwaarschriften die bij Holland Rijnland binnenkomen.

Toelichting artikel 26

Artikel 26, slotbepalingen: het eerste lid regelt dat alle betrokkenen op de hoogte worden gesteld van de instructie. Het tweede lid regelt de inwerkingtreding. Gekozen is voor 14 dagen na bekendmaking van het besluit dat een instructie is vastgesteld. Op dat moment wordt ook de ‘oude’ instructie ingetrokken.

Back To Top Ga naar de inhoud