skip to Main Content

Jaarverslag Regionaal Bureau Leerrecht 2022-2023

Download het jaarverslag Regionaal Bureau Leerrecht 2022-2023 als pdf
885 kb

Voorwoord

Alle kinderen in Nederland hebben recht op onderwijs en ontwikkeling, om zo een positieve basis te leggen voor hun toekomst. Door zich te ontplooien en onderwijs te volgen, worden zij toegerust om deel te nemen aan de samenleving en vergroten zij de kans op een arbeidsplek die aansluit bij hun talenten en interesses.

Voor u ligt het jaarverslag over schooljaar 2022/2023 van het Regionaal Bureau Leerrecht Holland Rijnland (RBL). Het RBL voert de gemeentelijke taken van onze elf gemeenten uit op het gebied van leerplicht, thuiszitters en voortijdig schoolverlaten. Het regionaal uitvoeren van deze taken heeft vele voordelen, zoals eenduidig beleid, hogere kwaliteit, efficiency, schaalvoordelen en makkelijk samenwerken met andere regionaal georganiseerde partners zoals scholen.

De medewerkers van het RBL zetten zich elke dag in om thuiszitten tegen te gaan, schooluitval te voorkomen en jongeren te begeleiden naar een positieve, zelfstandige toekomst. Dit doen zij samen met jongeren zelf, ouders, onderwijs, jeugdhulp en andere relevante partijen. Elke jongere heeft een eigen verhaal, daarom is maatwerk essentieel. De oplossing die voor de ene jongere passend is, is dat niet altijd voor de ander. Natuurlijk is het RBL bij het behalen van deze doelen afhankelijk van de jongere zelf, ouders en netwerkpartners.

Schooljaar 2022-2023 was helaas geen makkelijk jaar. De corona-dreiging op de volksgezondheid is gelukkig over. Tegelijkertijd eisen de afgelopen jaren nog altijd hun tol op de mentale gezondheid van jongeren, die toch al onder druk stond. Hierdoor kunnen steeds meer jongeren niet langer meekomen op school. Daarnaast stelt de instroom van nieuwkomers ons onderwijssysteem (met name de taalklassen en ISK’s) behoorlijk op de proef. De problematiek blijft niet beperkt tot onze regio. Het RBL zelf begint stevig onder druk te staan door het toegenomen aantal kinderen en jongeren waaraan zij hun diensten moeten verlenen.

Ondanks deze druk heeft het RBL het afgelopen schooljaar ingezet op doorontwikkeling en innovatie. Het is mooi om te zien dat de verandering in organisatie-inrichting (met gespecialiseerde thuiszittersconsulenten) wordt gewaardeerd door het onderwijs en dat de bestuurlijke regiegroep onderwijs en jeugd – oorspronkelijk een idee van het RBL – dit schooljaar is gestart. Ook is het hoopvol dat er dit jaar weer méér meerderjarigen zijn begeleid naar school óf naar werk.

Gelukkig is school voor de meeste kinderen en jongeren een plek waar zij leren, groeien, zich ontwikkelen en zich meestal ook fijn voelen. De kinderen en jongeren die het RBL beschrijft in het jaarverslag, zijn allerminst representatief voor de gehele populatie. Er gaat dus ook heel veel goed in het onderwijs en met onze kinderen en jongeren: belangrijk om ons te blijven realiseren.

Ik ben ervan overtuigd dat dit jaarverslag u goed inzicht geeft in de activiteiten van het RBL en de resultaten die hiermee bereikt zijn.

Jolanda Langeveld, Portefeuillehouder Maatschappij Holland Rijnland


Conclusie en reflectie

Primair en Voortgezet Onderwijs

Het aantal thuiszitters blijft toenemen in onze regio. Waar kinderen en jongeren steeds vaker kampen met persoonlijke problematiek, zijn de uitdagingen voor onderwijs en jeugdteams hoog. Recente ontwikkelingen (gevolgen van corona, personeelstekorten, Oekraïne-oorlog) maken deze opgaven alleen nog maar groter.

Waar we vorig jaar nog wezen op meldgedrag als belangrijke verklaring voor het toenemend aantal thuiszitters, constateren we nu dat hun aantal echt sterk aan het toenemen is, deels als gevolg van de instroom van nieuwkomers.

Het is helaas niet eenvoudig te beoordelen in hoeverre er in onze regio meer of juist minder kinderen en jongeren thuiszitten dan in andere regio’s, omdat regio’s op verschillende manieren registreren.

Landelijke schattingen suggereren wel dat de stijging die wij in onze regio zien, niet uniek is. Zo bericht RTL nieuws over een stijging van 15000 naar 20000 thuiszitters in Nederland.

Als RBL vinden we de toename van thuiszitters bijzonder zorgwekkend voor de kinderen en jongeren zelf. Het lijkt erop alsof het systeem aan alle kanten vastloopt en kinderen hiervan de dupe zijn. Onze consulenten doen hun uiterste best, maar zijn afhankelijk van beschikbaar aanbod en capaciteit bij onderwijs, jeugdteams, specialistische jeugdhulp, of combinaties daarvan.

Aan ambitie is geen gebrek. Gemeenten zetten in op preventie. Bijvoorbeeld door jeugdteams en specialistische jeugdhulp hechter te verbinden aan de scholen of op school te laten werken.

Daarnaast herkennen gemeenten dat er altijd kinderen en jongeren zullen zijn die niet mee zullen komen in het regulier – of speciaal – onderwijs. Die kinderen kunnen alleen hun recht op onderwijs verwezenlijken wanneer gemeenten hun krachten bundelen en samen met het onderwijs investeren in het opstarten en/of uitbreiden van arrangementen, waarbij onderwijs wordt toegevoegd aan (jeugd)zorg en kinderen in kleine groepen kunnen leren. Door de komende jaren te blijven investeren in deze combinatie van preventie én arrangementen, kunnen gemeenten en onderwijs, samen sturend vanuit de bestuurlijke regiegroep Onderwijs en Jeugd, invloed uitoefenen op het terugdringen van het aantal thuiszitters.

Voor het onderwijs blijft het belangrijk om élk kind de aandacht te bieden die het nodig heeft en tijdig de hulp in te schakelen van de keten van partners (JGZ, jeugdteam, RBL, SWV, etc.). Niet te vroeg, maar ook zeker niet te laat. Terwijl de druk op het (V)SO hoog blijft en jongeren soms vergeefs wachten op een plekje, voelt het onderwijs de uitdaging om juist minder kinderen/jongeren door te verwijzen. Versterking van het regulier onderwijs, bijvoorbeeld door meer samenwerkingsvormen met het speciaal onderwijs, is hiervoor een voorwaarde.

Voor het RBL en alle andere partners in de samenwerking blijft het van belang helderheid te bieden over de eigen rol en verantwoordelijkheid en ook anderen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Het tijdig melden van verzuim blijft voor het RBL in ieder geval de basis.

Afwezigheid is veelal een belangrijke aanwijzer dat er iets niet goed gaat. Alleen door tijdig verzuim te melden kunnen wij in positie komen. Aan de andere kant noopt de werkelijkheid soms tot pragmatische keuzes. Zo zijn personeelstekorten en het hoge aantal personeelswisselingen bij de verschillende partners geen goede basis voor doorontwikkeling.

Ook het RBL Holland Rijnland loopt met de huidige formatie inmiddels tegen grenzen aan nu het aantal thuiszitters zo oploopt en ook het aantal meldingen van ongeoorloofd verzuim weer flink toeneemt. Onze consulenten voelen dat ze waarde kunnen toevoegen in de casuïstiek, en gelukkig wordt dit ook zo ervaren door scholen. Anderzijds worden case-loads steeds groter en ervaren RBL- consulenten een veel te hoge werkdruk. Formatie-uitbreiding is zeer wenselijk.

Mbo en voortijdig schoolverlaters

In het voorkomen van voortijdig schoolverlaten vanuit het mbo spelen verschillende factoren een rol. Het afgelopen schooljaar zagen we nog steeds effecten van de langdurige coronacrisis. Daarnaast was de krappe arbeidsmarkt van invloed.

Positief was het iets lagere totaal aantal verzuimmeldingen op het mbo. Daarentegen zagen we een nog verder gestegen verzuimrecidive. Het is dan ook de vraag of alle studenten waar zorg over is, nu voldoende in beeld zijn en ook zorg kunnen krijgen? Dit vraagt ook het komende schooljaar maximale inzet van mbo-instellingen, gemeenten, het RBL en alle andere betrokken partijen op het voorkomen van schooluitval.

Het RBL is blij met de goede samenwerking met het mbo. De afgelopen jaren is de samenwerking met mboRijnland geïntensiveerd op verschillende niveaus. De signalen van het RBL worden serieus genomen en er wordt ingezet vanuit de cultuur van “Je wordt gemist”. Ook met de andere mbo’s is een goede samenwerking.

Het terughoudende uitschrijfbeleid van het mbo tijdens de coronacrisis is aangepast, maar uitschrijven blijft maatwerk. Studenten krijgen nog steeds veel kansen opleidingen af te maken. Wel wordt ingeschreven staan, zonder enige kans op succes, zo veel mogelijk vermeden. Hierdoor worden onnodige studieschulden verminderd én zijn deze jongeren eerder in beeld bij gemeenten. Dat betekent wel een toenemend aantal vsv’ers, na twee jaar (kunstmatige) daling van het aantal vsv’ers in coronatijd.

Door de Regiegroep vsv is de inzet van het vsv programma het afgelopen schooljaar aangepast. Op basis van de meest recente vsv-analyse van het RBL zijn gezamenlijk keuzes gemaakt om voortijdig schoolverlaten zo veel mogelijk te voorkomen. Dit geldt ook voor de gemeentelijke vsv projecten. “Doen wat nodig is én doe dat zo veel mogelijk in regionale afstemming”, blijft hierin het devies. De problematiek is regionaal en effectieve oplossingen ook, daardoor is afstemming met lokale initiatieven belangrijk. Het komende schooljaar verwachten we extra inzet vanuit het “Aanvalsplan” van het ministerie.

Het RBL bereikt een groot aandeel van de vsv’ers. Het RBL heeft de jongeren benaderd, thuis bezocht en begeleiding aangeboden. Het RBL begeleidt nieuwe en “oud”-vsv’ers naar school én werk. Met de meesten van hen gaat het goed. Zij geven aan met veel plezier te werken. Vaak werken zij in loondienst of hebben een eigen onderneming. Op de krappe arbeidsmarkt zijn nog steeds veel kansen voor jongeren; ook zonder startkwalificatie. Op de langere termijn is het belangrijk dat de groep werkende jongeren zonder startkwalificatie blijft leren, zodat zij zich duurzaam kunnen redden op de arbeidsmarkt. Inzetten op het combineren van leren en werken en het behalen van certificaten is belangrijk, ook in verband met de grote vraag naar gekwalificeerd personeel in de tekortsectoren op de arbeidsmarkt. Overheid én werkgevers hebben hier een rol in.

Dit schooljaar zijn door het RBL meer jongeren begeleid naar school én meer jongeren begeleid naar werk. Nieuwe vsv’ers bleken meer behoefte te hebben aan begeleiding. In de groep jongeren van het Praktijk en Voorgezet Speciaal Onderwijs, zien we een grote groep jongeren die na het volgen van onderwijs in begeleiding is bij verschillende partijen.

Het RBL is zich aan het voorbereiden om jongeren in de toekomst jongeren langer te kunnen monitoren en begeleiden, zoals wordt voorgesteld in de nieuwe wet “Van school naar duurzaam werk” (tot 27 jaar). De aanpak voor de doelgroep 23-27 jaar geeft daarvoor steeds meer inzichten.


Inleiding: missie en leidende principes van het RBL

Het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland heeft de missie van het RBL in het beleidsplan 2022- 2025 als volgt vastgesteld:

MISSIE VAN HET RBL

Iedereen verdient kansen op onderwijs en ontwikkeling.
Sommige kinderen en jongeren hebben steun nodig bij het grijpen van die kansen.

Wij bieden die steun.

Waar we spreken van kinderen en jongeren gaat het om de doelgroep van 5- tot 23-jarigen. Onze primaire inzet is dat alle jongeren tussen de 5 en 23 jaar die daartoe in staat zijn, onderwijs volgen tot zij een startkwalificatie hebben behaald. Wanneer dat op geen enkele manier haalbaar is, helpen we jongeren op andere manieren – richting werk, zorg of dagbesteding. Wanneer het recht op onderwijs in het gedrang komt, heeft het RBL bovendien een belangrijke signaalfunctie richting scholen en andere partners.

Medewerkers van het RBL werken allemaal volgens dezelfde leidende principes.

Leidende principes van het RBL

  1. We werken vanuit het belang van de jongere.
  2. We stimuleren de eigen kracht van de jongere.
  3. We werken nauw samen met de jongere, ouders en netwerkpartners.
  4. We zorgen daarbij dat de regierol altijd is belegd.
  5. We werken resultaatgericht, gericht op onze operationele doelstellingen.
  6. We handhaven met de intentie dat dit een positief effect heeft op de jongere.
  7. We hebben alle jongeren in beeld.
  8. We signaleren helder richting scholen, opdrachtgevende gemeenten en ketenpartners.
  9. We proberen onszelf constant te verbeteren.
  10. We helpen elkaar te groeien en werken prettig samen.

De juridische kaders waarbinnen het Regionaal Bureau Leerrecht Holland Rijnland (RBL) opereert zijn de Leerplichtwet (voor minderjarigen) en de Doorstroompunt-wetgeving (voorheen Regionale Meld- en Coördinatiefunctie, voor meerderjarigen):

Leer- en kwalificatieplicht

Alle kinderen in de leeftijd van 5 tot en met 15 jaar die in Nederland wonen, zijn leerplichtig. Zij moeten ingeschreven zijn op een school en onderwijs volgen op de school waar ze staan ingeschreven. De leerplicht duurt tot en met het einde van het schooljaar waarin het kind 16 jaar wordt. Met de kwalificatieplicht wordt de leerplicht verlengd tot de dag dat de leerling een startkwalificatie (minimaal diploma op havo of mbo2-niveau) heeft gehaald, of tot de dag waarop de leerling 18 jaar wordt.

RMC/Doorstroompunt-wetgeving

Naast de Leerplichtwet voert het RBL de Doorstroompunt-functie uit, voor jongeren onder de 23 jaar. Doel van de Doorstroompunt-wetgeving is het scheppen van voorwaarden voor jongeren om de voor hen hoogst haalbare en meest passende onderwijs- en/of arbeidsmarktpositie te bereiken. De Doorstroompunt-functie omvat vier taken:

  • Zorgdragen voor goede registratie van alle jongeren tussen 18 en 23 jaar die niet op school zitten en nog geen startkwalificatie behaald
  • In beeld brengen en begeleiden van jongeren die zijn uitgevallen, gericht op terugleiden naar school, werk of een combinatie
  • Coördineren en initiëren van samenwerking tussen partijen die te maken hebben met deze jongeren en het onderhouden van dit
  • Alle jongeren in beeld houden die van het Praktijk- en Speciaal onderwijs

Leeswijzer

In dit jaarverslag rapporteert het RBL over haar inzet in schooljaar 2022-2023. Het eerste hoofdstuk beschrijft onze inzet en resultaten in het Primair, Speciaal en Voortgezet (Speciaal) Onderwijs (PO, SO, en V(S)O). In het tweede hoofdstuk volgt het middelbaar beroepsonderwijs (mbo).

Elk hoofdstuk is gestructureerd langs de vier operationele doelstellingen van het RBL, zoals vastgesteld in het beleidsplan 2022-2025:

  1. Steeds meer kinderen en jongeren volgen onderwijs. Als onderwijs niet passend is werken ze, of krijgen ze (jeugd)hulp.
  2. Thuiszitters (primair, voortgezet en speciaal onderwijs) en voortijdig schoolverlaters (mbo) worden vaker toegeleid naar onderwijs, of – als onderwijs niet passend is – naar werk of hulpverlening.
  3. Verzuimende leerlingen volgen na onze interventies vaker de
  4. Jongeren, ouders, scholen en partners waarderen onze dienstverlening steeds

Het RBL kan deze doelstellingen niet alleen realiseren. Individuele gemeenten, scholen, schoolbesturen en samenwerkingsverbanden passend onderwijs dragen deze verantwoordelijkheid gezamenlijk met het RBL. Vanzelfsprekend spelen ouders en kinderen zelf hier ook een grote rol, evenals jeugd- en wijkteams, de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en soms organisaties in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) of andere betrokken jeugdhulp-organisaties.


Hoofdstuk 1 – Het RBL en het PO, SO en (V)SO

Doelstelling 1: Steeds meer kinderen en jongeren volgen onderwijs. Als onderwijs niet passend is werken ze, of krijgen ze (jeugd)hulp.

Een belangrijke doelstelling van onze consulenten verbonden aan de PO- en VO- scholen in de regio is het bevorderen van de onderwijsdeelname van kinderen die ‘thuiszitten’. Thuiszitters zijn ‘kinderen tussen de 5 en 18 jaar zonder startkwalificatie die langer dan drie maanden aaneengesloten helemaal geen onderwijs volgen’.

We spreken over thuiszitters wanneer een kind helemaal geen onderwijs volgt. De term ‘thuiszitter’ is ingeburgerd, maar eigenlijk misleidend, omdat het een beeld oproept van kinderen die de hele dag thuis ‘op de bank zitten’. Dat is vanzelfsprekend vrijwel nooit het geval. Veel thuiszitters krijgen hulp of gaan naar dagbesteding.

Het RBL voert minimaal één keer per twee maanden met alle VO-scholen het gesprek over leerlingen die structureel minder dan 50% van het onderwijs volgen. Ook alle PO-scholen is gevraagd om – wanneer het speelt – deze langdurig verzuimers (zie kader hieronder) te melden bij het RBL. Met die scholen wordt vervolgens ook regelmatig contact gezocht.

‘Langdurig verzuimer’:

Kind dat structureel (langer dan vier weken aaneengesloten) minder dan 50% onderwijs volgt

‘Thuiszitter’:

Kind dat langer dan drie maanden aaneengesloten 0% onderwijs volgt

In deze gesprekken met scholen wordt duidelijk wat de oorzaak is van het langdurig verzuim, wat de huidige dagbesteding is, hoeveel onderwijs het kind nog volgt, etc. Ook wordt expliciet stilgestaan bij de vraag of – en vanuit welke ketenpartner – de regie is belegd. Het is namelijk essentieel dat er een partij is die zich verantwoordelijk voelt voor de voortgang in de casus. Meestal is dat de school, maar vooral wanneer het kind al langer niet volledig naar school gaat, is dit soms iemand uit het jeugdteam of de jeugdhulpverlener. Ook de JGZ kan de regie hebben. Als RBL vinden we het essentieel dat er altijd regie is. Indien deze ontbreekt en de casus stagneert, kunnen we deze rol zelf oppakken.

Met deze aanpak – ook beschreven in het beleidsplan 2022-2025 – hoopt het RBL primair op individueel casus-niveau bij te dragen aan terugkeer naar school en/of een doorgaande ontwikkelingslijn. Een secundair doel is het in beeld brengen van alle kinderen die structureel niet of nauwelijks naar school gaan. Zijn er patronen in te ontdekken wat voor kinderen dit zijn, waarom ze uitvallen en wat ze eventueel nodig zouden kunnen hebben om wél volledig onderwijs te volgen?

Het afgelopen schooljaar heeft het RBL zijn werkwijze doorontwikkeld. Voor het eerst werd gewerkt met twee consulenten per VO-school (voorheen was aan elke VO-school één consulent gekoppeld).

Eén van de twee consulenten hield zich voornamelijk bezig met langdurig verzuimende leerlingen, waaronder thuiszitters. De andere richtte zich meer op het kortdurende verzuim, luxe verzuim, verlofaanvragen, etc. Door meer focus aan te brengen en onze dienstverlening verder te specialiseren trachten wij enerzijds kinderen, ouders en scholen steeds beter te kunnen ondersteunen.

Scholen zijn in overgrote meerderheid zeer positief met de veranderende werkwijze, zo bleek uit de feedbackronde die wij in juni 2023 deden. Ook uit de interne evaluatie bleek dat deze werkwijze onze dienstverlening verbetert. In het huidige schooljaar gaan we daarom zeker door op deze wijze.

Zorgcoördinator VSO-school:

“Ik was al erg tevreden over de samenwerking. De toevoeging van <naam consulent> is heel fijn, zij heeft veel ervaring met langdurige thuiszitters. Ik voel me door beide dames erg gesteund!”

Teamleider VO-school:

“De scheiding geeft meer duidelijkheid en structuur waardoor casussen beter verlopen.”

1.1.1   Scherpe stijging aantal thuiszitters

Ruim 700 kinderen onder de 18 jaar uit onze gemeenten volgden volgens onze registratie vorig schooljaar een aaneengesloten periode van drie maanden of langer helemaal geen onderwijs. Deze groep is flink gegroeid ten opzichte van vorig jaar. Met name het aantal leerplichtige thuiszitters zonder schoolinschrijving (zogenaamd ‘absoluut verzuim’) is gestegen: van 83 in schooljaar 2021- 2022 tot 215 in het afgelopen schooljaar. Ook het aantal thuiszitters mét een schoolinschrijving liep voor het tweede jaar op rij flink op, van 184 naar 268. De stijging van het aantal thuiszittende kinderen en jongeren komt niet helemaal onverwacht, maar is daarmee niet minder zorgwekkend.

1.1.2 Steeds vaker psychische problematiek als reden voor thuiszitten

Als RBL registreren wij de oorzaak van thuiszitten 5. Zo’n 300 kinderen volgen geen onderwijs omdat er sprake is van psychische problematiek. Vaak (185 kinderen) gaat het om internaliserende psychische problematiek (angst, depressie, anorexia, etc.). Bij 91 kinderen met een schoolinschrijving was juist externaliserende psychische problematiek de voornaamste reden van uitval. 21 kinderen volgen geen onderwijs vanwege oorzaken gerelateerd aan hoogbegaafdheid/hoog-sensitiviteit. De groep kinderen die vanwege psychische problematiek geen onderwijs volgt, neemt de laatste jaren flink toe.

Verder valt op dat partijen steeds vaker moeite ondervinden met het samen bepalen van een passende onderwijsplek voor een kind. Dit aantal verdubbelde van 15 naar 30 in een jaar tijd. Ook dit is een signaal dat de druk op het onderwijssysteem lijkt toe te nemen.

Tot slot is een belangrijk deel van de thuiszitters ‘meervoudig beperkt’. Deze kinderen gaan dagelijks naar een instelling of wonen daar. Deze kinderen zijn vrijgesteld van de leerplicht, omdat er veelal geen onderwijsperspectief is. Hun aantal neemt de laatste jaren toe.

1.1.3 Vier verklaringen voor sterke stijging thuiszitters

Wat verklaart nu de scherpe stijging in het aantal thuiszitters? Wij denken dat vier zaken hier een rol spelen:

1.  Nieuwkomers

Dat er meer leerplichtige thuiszitters zonder schoolinschrijving werden geteld (223 i.p.v. 83 vorig jaar), heeft hoofdzakelijk te maken met ontwikkelingen rondom nieuwkomers.

Vluchtelingen uit Oekraïne en andere migranten stelden gemeenten en het onderwijs in Nederland het afgelopen schooljaar voor flinke uitdagingen. Lang niet alle nieuwkomers vonden meteen hun weg naar het onderwijs. Taalklassen en ISK’s in de regio hebben razendsnel opgeschaald en uitgebreid.

Helaas was de toename van het aantal nieuwkomers dusdanig dat sommigen toch kort of iets langer moesten wachten totdat zij konden worden ingeschreven.

Specifiek bij Oekraïners speelt dat een deel van hen verwachtte snel terug te kunnen keren naar Oekraïne. Zij wilden zich niet of pas later inschrijven aan een Nederlandse onderwijsinstelling. Vooral die jongeren die in de laatste periode van hun schooltijd in Oekraïne zaten, kozen er soms voor om hun scholing (online) af te maken aan hun Oekraïense onderwijsinstelling.

Daarnaast zorgen de toenemende migratiebewegingen ook voor veel ‘administratieve ruis’ in de cijfers. Zo zijn tientallen kinderen die hierboven als thuiszitter worden geteld nieuwkomers die ingeschreven staan in één van onze gemeenten en op papier niet naar school gaan, maar feitelijk alweer teruggekeerd zijn naar hun land van herkomst.

Zie verder paragraaf 1.2.2.

2. Effect coronacrisis en psychische gesteldheid jongeren

Ook de coronacrisis is van grote invloed op het aantal thuiszitters in de regio. Onderzoeken naar de effecten van corona op de psychische gesteldheid van jongeren zijn talrijk.7 Het aantal jongeren met psychische problemen is de afgelopen jaren sterk toegenomen en die problemen worden bovendien steeds complexer. Voor sommige jongeren is thuis komen te zitten het nare gevolg.

Opvallend is verder dat de leeftijd waarop kinderen komen thuis te zitten lijkt op te schuiven. Voorheen waren veel thuiszitters 15 of 16 op het moment van uitval, tegenwoordig vormen 14-jarigen de grootste groep. Voor deze kinderen waren de brugklasjaren van de middelbare school de corona- jaren. Juist in die vormende jaren hebben deze kinderen noodgedwongen veel thuisonderwijs moeten volgen, terwijl – gedwongen door corona – juist minder ambulante jeugdhulp werd ingezet. Dit heeft een aantal van deze kinderen geen goed gedaan.

Dat zien we nu terug in de thuiszitterscijfers, met name als het gaat om thuiszittende jongeren mét een schoolinschrijving, maar ook als het gaat om kinderen en jongeren met een vrijstelling 5 onder A.

Enkele scholen geven aan dat het kansrijk adviseren op de basisschool wellicht ook van invloed kan zijn geweest op vroegtijdige uitval in het voortgezet onderwijs, doordat jongeren boven hun mogelijkheden moeten presteren of terecht komen in te theoretisch onderwijs terwijl een meer praktische opleiding passender zou zijn. Zeker wanneer er al problematiek is kan dit leiden tot uitval. De voortdurende (prestatie)druk en afleiding vanuit sociale media zijn hierbij natuurlijk ook van invloed.

Tot slot zien we dat vorig jaar ruwweg evenveel jongens als meisjes geen onderwijs volgden. Een aantal jaar terug waren jongens nog duidelijk in de meerderheid.

3. Doorontwikkeling aanbod

Om kinderen binnen het onderwijs te houden is veelal extra ondersteuning nodig. Soms is dat extra begeleiding vanuit het onderwijs en/of jeugdhulp. Andere kinderen zijn gebaat bij kleinere klassen of maatwerkarrangementen. Het is aan de samenwerkingsverbanden passend onderwijs in de regio om hun aanbod zó vorm te geven, dat er een ‘dekkend netwerk’ van voorzieningen ontstaat. Innovatie en doorontwikkeling van het aanbod zijn nodig om dat dekkend netwerk te onderhouden. Zo kan voorkomen worden dat kinderen thuis te komen zitten. Idealiter kan het er zelfs voor zorgen dat thuiszitters weer wat onderwijs kunnen gaan volgen. Voorbeelden van innovaties in het dekkend netwerk zijn maatwerklassen, ambulante onderwijsvoorzieningen (‘docent op de fiets’), toevoegen van zorg aan onderwijs (OnderwijsZorgArrangementen) of toevoegen van onderwijs aan zorg (ZorgOnderwijsArrangementen).

Inzoomend op het voortgezet onderwijs (de meeste thuiszitters zitten in de VO-leeftijd), is de laatste jaren met name het samenwerkingsverband VO Duin en Bollen hun dekkend netwerk actief aan het door-ontwikkelen. Toch loopt ook in deze sub-regio het aantal thuiszitters op. Net zoals in de Leidse regio is het totale aantal thuiszitters ruwweg verdubbeld in twee jaar tijd.

4. Meldgedrag

Ook dit schooljaar kunnen wij niet uitsluiten dat verbeterd meldgedrag van invloed is geweest op het aantal thuiszitters met een schoolinschrijving. Nu het RBL werkt met gespecialiseerde thuiszittersconsulenten, is het mogelijk dat scholen hierdoor nóg vollediger zijn geweest in het melden van hun thuiszitters. Dit kan een opwaarts effect hebben gehad op de cijfers.

1.1.4   Stijging thuiszitters in alle gemeenten

Hoewel elk kind dat geen onderwijs volgt er één te veel is, is het goed te benadrukken dat 98,8% van alle kinderen tussen de 5 en 18 jaar – die nog geen startkwalificatie hebben – wél ‘gewoon’ naar school gaat. We hebben het hier over bijna 60 duizend kinderen. 1,2% van de kinderen in onze regio volgde vorig schooljaar een periode van 3 maanden of langer geen onderwijs. Met name Zoeterwoude springt eruit. Dat daar veel thuiszitters wonen komt door Swetterhage, waar veel kinderen met een verstandelijke beperking, moeilijk verstaanbaar gedrag en psychiatrische problematiek wonen. In alle gemeenten steeg het aantal thuiszitters. Oegstgeest, Teylingen en Kaag en Braassem zagen een relatief sterke stijging, met name als gevolg van toenemend ‘absoluut verzuim’ door de komst van jonge nieuwkomers.

Samenwerking onderwijs-jeugdhulp in de regio

Al jarenlang werken onze gemeenten intensief samen met het onderwijs om de twee verschillende ‘systeemwerelden’ van onderwijs en jeugdhulp zo effectief mogelijk aan elkaar te verbinden. Met de huidige thuiszitterscijfers lijkt deze samenwerking belangrijker dan ooit.

Gemeenten en samenwerkingsverbanden erkennen dat veel kinderen – al dan niet tijdelijk – een combinatie nodig hebben van zorg en onderwijs. Voor sommige hulpbehoevende kinderen is het onderwijs in grotere groepen (zelfs op het SO/VSO) simpelweg niet haalbaar.

Na een aantal jaar van voorbereiding is de regionale bestuurlijke regiegroep onderwijs-jeugdhulp in 2023 gestart. In dit bestuurlijk overleg werken gemeente- en onderwijsbestuurders uit de regio samen om regionale vraagstukken op het snijvlak van onderwijs en jeugdhulp het hoofd te bieden. René Peeters, voormalig trekker van het programma ‘Met Andere Ogen’, roemde Holland Rijnland om deze stap. Hechte bestuurlijke samenwerking is volgens hem cruciaal om de benodigde stappen te kunnen zetten in de ontwikkeling van het onderwijs-zorg continuüm en het tegengaan van thuiszitten.

Actuele thema’s binnen de regiegroep zijn bijvoorbeeld de handreiking voor professionals, de doorbraakaanpak en de doorontwikkeling van ZOA’s (zorgonderwijsarrangementen). Al die thema’s hebben vanzelfsprekend een sterke relatie met thuiszittersproblematiek.

Het RBL beheert de regionale afsprakenkaart, waarin alle partners zich committeren aan procesafspraken (‘wie doet wat wanneer’) bij verzuim of thuiszitten. Daarnaast neemt het RBL zitting in verschillende regionale en sub-regionale werkgroepen en ondersteunen wij de samenwerkende partijen met data. Zo weten wij waar thuiszitters wonen, op welke school en schooltype ze ingeschreven staan, waarom ze uitvallen, of ze jeugdhulp ontvangen, of ze bij een dagbesteding zitten en zo ja welke, etc.

RBL werkt aan privacybescherming

Het RBL Holland Rijnland wil de privacy van burgers vanzelfsprekend beschermen. De eisen rondom naleving van privacywetgeving zijn voor alle organisaties flink toegenomen na de komst van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Voor het RBL kwam daar – als organisatie waar BOA’s werkzaam zijn – de Wet op de Politiegegevens (WPG) nog eens bovenop. In het afgelopen schooljaar zijn door management, medewerkers, privacy-officer en functionaris gegevensbescherming flinke stappen gezet bij de naleving van de wettelijke verplichtingen. Zo is het privacy-beleid geactualiseerd, is de verplichte interne audit op de WPG uitgevoerd en zijn verbeterpunten opgepakt. Het RBL – en Holland Rijnland als geheel – zijn op dit moment al goed in control op het gebied van privacy-compliance. Het management van Holland Rijnland houdt ieder kwartaal zicht op de voortgang van het programma om de volwassenheid van gegevensbescherming steeds verder te verhogen.

Doelstelling 2: Thuiszitters worden vaker toegeleid naar onderwijs, of – als onderwijs niet passend is – naar werk of hulpverlening.

Het RBL was het afgelopen schooljaar betrokken bij 483 situaties waarbij leerplichtige kinderen langer dan drie maanden niet naar school gingen8. In de eerste paragraaf gaan wij in op de groep thuiszitters mét een schoolinschrijving. Vervolgens beschrijven wij onze inzet bij de groep thuiszitters zónder thuisinschrijving.

1.2.1 Thuiszitters mét schoolinschrijving: weerbarstige problematiek

Bij thuiszitters mét een schoolinschrijving verschilt de intensiteit van onze betrokkenheid per casus. Wanneer de zaak ‘loopt’ (d.w.z. er zijn duidelijke afspraken tussen school, ouder, kind en hulpverlening en een gezamenlijk beeld van waar het naar toe gaat), hebben wij meestal een monitorende rol. Wanneer er onduidelijkheid of onenigheid is, stappen we vaak in en hebben dan een meer regisserende rol. Vanuit de neutrale positie tussen alle partijen (school, ouder, jeugdhulp) werken we toe naar de beste oplossing voor het kind – vanuit het recht op onderwijs en ontwikkeling -.

Een meerderheid van 177 van de 267 thuiszitters mét een schoolinschrijving, die het afgelopen jaar schooljaar langer dan drie maanden geen onderwijs volgden, volgden aan het eind van het jaar nog altijd 0% onderwijs. Dit tekent de weerbarstigheid van het probleem. Als kinderen eenmaal uit zijn gevallen, is terugleiden naar onderwijs ontzettend lastig.

Voor 59 thuiszitters veranderde de situatie gelukkig wel ten goede. 30 van hen volgden aan het eind van het schooljaar weer deels onderwijs, veelal in de vorm van een opbouwschema. 29 kinderen volgden aan het eind van het schooljaar weer volledig onderwijs.

Juist omdat het terugleiden van thuiszitters naar onderwijs zo lastig is, is preventie zeer belangrijk. Wat we merken, is dat er verschillen zijn in de werkwijze van scholen. Sommige scholen maken tijdig en adequaat gebruik van externe partijen, zoals het samenwerkingsverband passend onderwijs, de JGZ, het RBL en de jeugdteams. Andere scholen houden de problematiek langer ‘binnenboord’, en kloppen pas aan als de situatie geëscaleerd en onhandelbaar is geworden voor de school. Op dat

moment kan het RBL veelal minder betekenen. In samenwerking met de samenwerkingsverbanden werken wij eraan ‘best practices’ hierin te delen met scholen.

Investeren in ‘integraal arrangeren’ (=goed samenwerken tussen school en ketenpartners teneinde een samenhangend aanbod van onderwijs/begeleiding/zorg aan te kunnen bieden) blijft nodig. Door voor álle thuiszitters een goed plan (OPP) te maken, wordt geborgd dat er planmatig samen wordt gewerkt tussen onderwijs en jeugdhulp. In sommige gemeenten (bijv. Leiden) wordt flink ingezet op trainingen en bijeenkomsten ‘integraal arrangeren’. Toch ziet het RBL een risico dat dit integraal arrangeren de komende tijd niet de prioriteit krijgt die het verdient, nu er in deze tijden zoveel andere zaken (personeelstekorten!) de aandacht vragen van jeugdteams en scholen.

Integraal arrangeren is bovendien op zichzelf niet voldoende, wanneer het aanbod simpelweg ontbreekt. Capaciteitsgebrek in het (V)SO, wachtlijsten en budgetplafonds in de jeugdhulp, onvoldoende aanbod op het snijvlak van onderwijs en zorg. Het zijn allemaal redenen waarom het zo lastig is het aantal thuiszitters in de regio echt zichtbaar terug te dringen.

1.2.2 Thuiszitters zónder schoolinschrijving: veelal tijdelijk probleem

Wanneer minderjarigen kinderen in onze gemeenten staan ingeschreven, maar geen schoolinschrijving hebben, krijgt het RBL een signaal dat mogelijk sprake is van thuiszitten (‘absoluut verzuim’). Wij nemen contact op met laatst bekende school en met ouder(s)/verzorgers om erachter te komen waarom het kind of de jongere niet staat ingeschreven. Veelal sturen wij vervolgens aan op een aanmelding.

In het afgelopen schooljaar steeg het aantal thuiszitters zonder schoolinschrijving spectaculair. De belangrijkste reden was de komst van Oekraïense vluchtelingen. Van alle 215 situaties van minderjarige thuiszitters zonder schoolinschrijving, hadden er 144 een niet-Nederlandse nationaliteit, waarvan 101 de Oekraïense. In 2022 kwam er vanuit Oekraïne een grote internationale vluchtelingenstroom op gang als gevolg van de oorlog in dat land. Ook in onze regio streken honderden Oekraïners neer, vaak vrouwen met kinderen, soms hele gezinnen. Ieder kind op Nederlands grondgebied heeft recht op onderwijs en ontwikkeling.

Vanuit het Rijk werd als kader meegegeven om Oekraïense kleuters te laten instromen in reguliere basisschoolklassen. Oudere kinderen zouden zoveel mogelijk kunnen instromen in de Internationale Taal Klassen en de Internationale Schakelklassen (ITK’s en ISK’s). Vooral voor de ITK’s en ISK’s betekende dit een enorme opgave, in het licht van al bestaande uitdagingen. Ook omdat vanuit andere oorlogsgebieden eveneens méér vluchtelingen hun heil zochten in onze regio.

Als RBL ondersteunden wij gemeenten en onderwijs door maandelijks een update te sturen van het aantal nieuwkomers-kinderen per sub-regio dat (nog) zonder inschrijving was. Op deze manier hadden alle partijen een beeld van de opgave die nog resteerde.

Veel van het absoluut verzuim is het afgelopen schooljaar weer opgelost. Zo gaan 50 kinderen volledig naar school, en zijn eveneens 50 kinderen inmiddels weer verhuisd uit de regio (velen van hen keerden terug naar Oekraïne). 27 kinderen zijn 18 geworden en niet langer leerplichtig.

Er resteert (dd. 1 augustus 2023) nog een groep van zo’n 81 leerplichtige minderjarigen zonder schoolinschrijving. In deze groep bevinden zich tientallen kinderen die wel al aangemeld zijn op een school, maar nog in het proces van inschrijving zitten.

Met name het primair onderwijs in de Leidse regio heeft moeite om alle nieuwkomers-kinderen een plek te bieden. Op het moment van schrijven (aug 2023) is er in het SWV PO Leidse regio nog sprake van een wachtlijst. In sommige gevallen is het onderwijs aan de taalklas voor de zomervakantie wel al gestart, maar was er vlak voor de zomervakantie nog geen inschrijving bij een ‘stamschool’ gerealiseerd, waardoor deze kinderen administratief nog als ‘thuiszitter’ staan geregistreerd.

In andere openstaande casussen zijn gezinnen voornemens om terug te gaan naar Oekraïne. Kinderen volgen dan soms nog online onderwijs, aangeboden door hun oude school in Oekraïne. Tot slot zijn er openstaande casussen van kinderen die nog niet zo lang in onze gemeenten zijn ingeschreven, waarbij wij ófwel nog in gesprek zijn over een (eventuele) schoolaanmelding, ófwel waarbij wij nog geen contact hebben kunnen leggen.

Update 19 sept 2023:

Inmiddels zijn de wachtlijsten in het PO Leidse regio gelukkig opgelost en is het aantal kinderen zonder schoolinschrijving alweer flink afgenomen.

Doelstelling 3: Verzuimende leerlingen uit het PO en VO volgen na onze interventies vaker de lessen.

Waar de prioriteit van het RBL met het beleidsplan 2022-2025 meer is verschoven naar thuiszitters/langdurig verzuim, houdt het RBL zich vanzelfsprekend ook bezig met kortdurend ongeoorloofd verzuim. Kinderen die vaak verzuimen van school hebben namelijk een grotere kans om uit te vallen. Bovendien is het tegengaan van kortdurend ongeoorloofd schoolverzuim (van minderjarigen) een wettelijke taak van het RBL.

De eerste verantwoordelijkheid voor het aanpakken van verzuim ligt bij de school. Als RBL staan we de school bij. Zo voeren wij soms preventieve gesprekken op de scholen en adviseren we hen bij beginnend verzuim, om zo te voorkomen dat het verzuim oploopt.

Als een minderjarige leerling minimaal 16 uur in 4 weken verzuimt is de school wettelijk verplicht een verzuimmelding te doen bij DUO. De school geeft daarbij ook aan of actie gewenst is. Via DUO komt de melding bij het RBL binnen. Het RBL stemt af met school en gaat met de leerling en ouder(s)/verzorger(s) in gesprek om de reden van het verzuim te bepalen. Verzuim kan namelijk een signaal zijn van achterliggende problematiek. In alle gevallen gaat het RBL samen met de leerling en ouder(s)/verzorger(s) en eventueel andere instanties op zoek naar een oplossing om het verzuim terug te dringen.

In het gesprek met de leerling en ouder(s)/verzorger(s) gaan onze consulenten ten eerste altijd na of het verzuim verwijtbaar is. Dit is niet altijd het geval. Wanneer het verzuim verwijtbaar is, maakt het RBL meestal afspraken om het verzuim te stoppen. Vaak is een officiële waarschuwing op zijn plaats. Wij wijzen jongeren er dan op dat nogmaals verzuimen zou kunnen leiden tot een Halt-verwijzing of proces verbaal. Wanneer het verzuim continueert, kan handhaven passend zijn. Het RBL handhaaft alleen bij het vermoeden dat dit een positief effect heeft op de leerling en ouder(s)/verzorger(s). Waar zorg voorliggend is, heeft handhaven bijvoorbeeld weinig zin. Wij volgen hierin de landelijke richtlijnen, zoals geformuleerd in de MAS (Methodische Aanpak Schoolverzuim)

In de gesprekken met jongeren proberen onze consulenten de oorzaak van het verzuim boven tafel te krijgen en een oplossing te zoeken. Deze gesprekken zijn onze mogelijkheid om het gedrag van de leerling en ouder(s)/verzorger(s) te beïnvloeden. Wat we willen: dat de leerling na dat eerste gesprek niet meer verzuimt.

1.3.1 Gemeld verzuim weer terug op pre-corona niveau

In de ‘corona-jaren’ die achter ons liggen was er een dip in het gemelde verzuim. In vorige jaarverslagen gaven wij al aan dat dit vermoedelijk een tijdelijk effect zou zijn. Inmiddels is het ongeoorloofd verzuim zelfs hoger dan het niveau van schooljaar 2018/2019, het laatste volledige pre- corona schooljaar.

Vorig schooljaar zijn 18 van de 1000 ingeschreven kinderen (1,8%) bij ons gemeld voor verzuim. Net als voorgaande jaren werden in Leiden – met 2,8% van de ingeschreven kinderen tussen de 5 en 18 jaar (28 van de 1000 jongeren) – relatief de meeste kinderen gemeld. Leiden kampt vanzelfsprekend meer dan andere gemeenten in onze regio met ‘grote steden problematiek’.

In vrijwel alle gemeenten is het aantal gemelde kinderen gestegen ten opzichte van het afgelopen jaar. Over het algemeen lag het aandeel gemelde kinderen in de Duin- en Bollenstreek wat lager dan in de Leidse regio. Dit kan te maken hebben met de samenstelling van de bevolking in die gemeenten, maar ook met verschillen tussen scholen. Mochten scholen in Katwijk bijvoorbeeld ‘terughoudender’ melden dan scholen in de Leiden, dan beïnvloedt dat de verschillen in verzuimcijfers tussen die gemeenten. Het RBL stuurt niet op verzuim per gemeente maar op verzuim per school. Immers het verzuimbeleid wordt op schoolniveau ingericht, niet op gemeenteniveau.

In de volgende paragraaf zoomen wij verder in op het verzuim in het PO (en SO), daarna gaan we in op het VO en VSO.

1.3.2 Toename luxe verzuim in het primair onderwijs

Vorig jaar ontvingen wij bijna 140 verzuimmeldingen vanuit het PO (over 130 personen). Dit is iets minder dan vorig jaar. Wél nam voor het tweede jaar het aantal meldingen voor ‘luxe verzuim’ toe. Het gaat hierbij om kinderen die vlak voor of vlak na schoolvakanties niet op school verschijnen, vermoedelijk omdat zij eerder dan wel langer op vakantie zijn.

Deze toename van het luxe verzuim vormt ook de verklaring voor de toename van het aantal opgemaakte processen verbaal (PV). In de afgelopen vijf jaar maakten wij niet eerder zoveel PV’s op richting ouders van basisschoolleerlingen als in het afgelopen schooljaar. Sommige gezinnen hebben zich niet helemaal aan de schoolvakanties gehouden en zich daarbij niet tegen laten houden door een eventueel PV.

18 meldingen staan nog open. Het betreft hier vooral meldingen van verzuim die vlak voor de schoolvakantie binnen kwamen en nog niet zijn afgerond. Mogelijk dat hier dus nog meer PV’s uit voort zullen komen.

Het aantal verzuimmeldingen dat wij vanuit het PO ontvangen ligt traditioneel laag. Het is de vraag of er echt zo weinig ongeoorloofd wordt verzuimd op het primair onderwijs. Uit landelijk onderzoek blijkt dat PO-scholen lang niet al het ongeoorloofd verzuim melden bij Leerplicht. Daarom benadrukken wij continu het belang van het melden van verzuim, bijvoorbeeld in nieuwsbrieven of tijdens schoolbezoeken.

1.3.3 Verzuimmeldingen vanuit VO terug op pre-corona niveau

In het afgelopen schooljaar werd er flink meer verzuim gemeld door scholen uit het VO (inclusief PRO en VSO) dan in het schooljaar ervoor. Het verzuim is inmiddels weer terug op het niveau van de pre- corona jaren.

De stijging van het verzuim is voor een deel te verklaren doordat ook het leerlingenaantal opliep. Het afgelopen schooljaar volgden bijna 27 duizend leerlingen onderwijs aan het voortgezet onderwijs, bijna 2500 meer dan in het schooljaar ervoor. Meer leerlingen betekent natuurlijk ook meer verzuim. Zeker als dit leerlingen betreft die gevlucht zijn uit oorlogsgebieden en veelal niet gewend zijn aan het Nederlandse onderwijssysteem.

Er zijn nog wel flinke verschillen tussen scholen. Sommige scholen meldden vorig schooljaar inmiddels flink méér dan voor corona. Aan de andere kant zijn er scholen die relatief weinig verzuim melden. Personeelswisselingen en verschuivende prioriteiten op scholen kunnen een rol spelen bij veranderend meldgedrag. Ook het beter onderscheid maken tussen langdurig geoorloofd verzuim en (veelal kortdurend) ongeoorloofd verzuim leidt in sommige gevallen waarschijnlijk nog steeds tot een afname van het aantal meldingen (en een toename van het aantal meldingen van langdurig geoorloofd verzuim) op een aantal scholen.

Nu corona achter de rug is en het ‘normale’ schoolse leven is hervat, zijn er ook minder vaak verzachtende omstandigheden voor het ongeoorloofde schoolverzuim. Onze consulenten kiezen daarom weer vaker voor officiële ‘waarschuwingen’. Dat betekent dat nogmaals verzuimen zal leiden tot handhaven.

Bij recidive zien wij ons soms genoodzaakt om daadwerkelijk handhavend op te treden. Zeker wanneer er geen complexe problematiek speelt. Zo kiezen we vergeleken met vorig jaar weer vaker voor doorverwijzen naar Halt. In de corona-jaren waren wij terughoudender met handhaven, maar nu kan verwijzen naar Halt soms de geëigende stap zijn, wanneer sprake is van aanhoudend te laat komen of ongeoorloofd verzuim.

Halt

Het RBL kan jongeren van 12 tot 18 jaar naar Halt verwijzen, wanneer er sprake is van minimaal 12 uur afwezig/te laat en maximaal 60 uur afwezig/te laat. Bij Halt gaat de jongere starten met een Halt- traject. Meestal bestaat het traject uit meerdere gesprekken bij Halt met jongere en ouder(s), een digitale leeropdracht over het spijbelgedrag en tot slot een gesprek op school en/of thuis, waarin afspraken worden gemaakt over de toekomst. Er kan ook een werkstraf worden opgelegd. De inhoud en omvang van de straf hangt samen met het aantal verzuimde uren en de leeftijd van de jongere. Het doel van Halt is om ervoor te zorgen dat de jongere in de toekomst betere keuzes kan maken. Het is een preventieve interventie, die ervoor kan zorgen dat jongeren niet in aanraking komen met

Justitie. De jongere mag maar één keer naar Halt voor schoolverzuim. Juist om te voorkomen dat jongeren gelijk strafrechtelijk vervolgd worden met een proces verbaal, is het belangrijk dat scholen tijdig melden. Het komt nog weleens voor dat verzuim pas bij ons wordt gemeld nadat de 60 uurs- grens is gepasseerd. Verwijzen naar Halt is dan niet meer mogelijk.

Zo’n 40% van alle V(S)O meldingen wordt niet ter hand genomen door onze consulenten. Soms geeft school aan dat geen actie vereist is, of is er al lopend contact met leerling, ouders en ketenpartners op basis van een eerdere melding. Soms is in de melding al te zien dat het verzuim niet ongeoorloofd is. In dat geval wordt de casus indien nodig overgedragen aan de specialist thuiszitters. Mede gezien de toenemende werkdruk moeten onze consulenten kritisch zijn op welke meldingen ze wel en welke meldingen ze niet oppakken.

Doelstelling 4: Jongeren, ouders, scholen en partners waarderen onze dienstverlening steeds beter

Het Regionaal Bureau Leerrecht heeft een belangrijke rol bij het behalen van de doelstellingen rondom thuiszitten en verzuim. Hoe weten we nu of we effectief zijn in onze aanpak? In de voorgaande paragrafen presenteerden wij de cijfers over verzuimende en thuiszittende kinderen.

Deze cijfers zijn echter niet toereikend om uitspraken te kunnen doen over onze effectiviteit, om twee redenen:

  1. Het RBL is slechts één schakel in een complex geheel: ontwikkelingen in de privé-situatie kunnen bepalend zijn voor het aanhouden of juist afnemen van schoolverzuim. Denk aan een ondersteunende nieuwe relatie, of een fijne nieuwe vriendengroep. Maar ook andere factoren, zoals wachtlijsten op het (V)SO, tijdig op gang komen van hulpverlening of het aanbod van onderwijs-zorg arrangementen in de regio, hebben veel invloed op het aantal thuiszitters en de duur van thuiszitten in onze
  2. Cijfers zijn gevoelig voor veranderingen in registratie- en meldgedrag.

Om meer te kunnen leren over onze effectiviteit, én om ons gericht verder te kunnen ontwikkelen, vragen we gestructureerd feedback uit bij scholen en ketenpartners. Het is van essentieel belang dat wij een goede partner zijn in de samenwerking. We opereren immers niet in een vacuüm. Alleen door goed samen te werken slagen we erin om complexe (thuiszitters)problematiek aan te pakken.

Waar voorheen ook feedback werd opgehaald bij jongeren en ouders, is dat het afgelopen schooljaar minder goed gelukt. Wat hier meespeelt is dat de respons zeer mager was, waardoor consulenten weinig aan de feedback hebben. Wij werken momenteel aan nieuwe manieren om het perspectief van ouders en jongeren mee te nemen in de verbetering van onze dienstverlening.

Maar liefst 155 medewerkers van scholen (IB’ers, zorgcoördinatoren, directeuren, etc.) en 40 ketenpartners (met name medewerkers vanuit de jeugdteams, de jeugdgezondheidszorg of de samenwerkingsverbanden passend onderwijs) namen de moeite om te reageren. Wij ontvingen van scholen en ketenpartners waardevolle tips en opmerkingen, waarmee we onze dienstverlening verder kunnen verbeteren.

Zowel scholen als ketenpartners zijn gevraagd om de samenwerking met de consulent van het RBL te waarderen. Gemiddeld genomen worden onze consulenten gewaardeerd met een 7,7 door scholen en een 7,6 door ketenpartners. Wij streven ernaar beide waarderingscijfers op termijn structureel ruim boven de 8,0 te krijgen.

Scholen en ketenpartners blijken ondanks de oplopende werkdruk nog altijd tevreden te zijn met het RBL, maar waarderingscijfers lopen wel wat terug de laatste jaren. Zo zijn een klein aantal scholen inmiddels zeer ontevreden over onze aanwezigheid/zichtbaarheid en pro-activiteit. Vanzelfsprekend gaan we met die scholen in gesprek over deze feedback.

Ook ‘effectiviteit in terugdringen verzuim’ wordt door sommige scholen wat lager gewaardeerd. Scholen die het RBL lager scoren op effectiviteit, vragen in hun toelichting met name om ‘meer daadkracht’, ‘sancties’ en/of ‘een hardere aanpak’. Dit beeld van een leerplichtorganisatie die met name zou moeten ‘handhaven’ is enigszins hardnekkig. Handhaven kan in sommige gevallen zeker passend zijn, maar zorgvuldige afweging is altijd nodig. Zoals aangegeven is de Methodische Aanpak Schoolverzuim hierbij onze leidraad.

Zorgcoördinator VO-school:

“Fijn om een consulent te hebben die zich toespitst op (dreigende) thuiszitters en daar veel kennis van heeft.”

Hoofdstuk 2 – Het RBL, het mbo en het tegengaan van voortijdig schoolverlaten

Bij het tegengaan van voortijdig schoolverlaten (vsv) werken veel verschillende partijen en mensen samen. Jongeren zijn natuurlijk eerst zelf verantwoordelijk voor hun schoolloopbaan. Ook hun sociale netwerk is een belangrijke factor. Daarnaast hebben docenten, mentoren en begeleiders op school een belangrijke rol. Zij hebben dagelijks contact met hun studenten. Door hun inzet, aandacht en inspiratie dragen zij bij aan het voorkomen van voortijdige schooluitval. Bovenop deze samenwerking worden extra maatregelen ingezet in het regionale vsv-programma 2021-2024. In dit programma wordt in regionaal verband samengewerkt door mbo-instellingen, gemeenten en ketenpartners om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan.

Vanaf 2020 financieren onze 11 gemeenten, aanvullend aan het regionale vsv-programma, gezamenlijk een aantal vsv-projecten en een maatwerkbudget (scholing op maat voor vsv’ers). Het doel hiervan is het voorkomen en verder terugdringen van voortijdig schoolverlaten. De projecten en het maatwerkbudget richten zich met name op kwetsbare jongeren. Het RBL is beheerder van de middelen en zorgt voor de inhoudelijke afstemming met gemeenten (zie ook paragraaf 2.2.10).

Voortgang en monitoring van zowel regionale als gemeentelijke vsv-projecten vindt plaats in de Regiegroep vsv, waarin bestuurders van gemeenten en het onderwijs participeren. Hierdoor worden de projecten in samenhang ingezet.

In de “Aanpak jeugdwerkloosheid” werken de gemeenten, mboRijnland, UWV, SBB en het RBL sinds drie jaar regionaal samen om de gevolgen van de Coronacrisis voor jongeren op te vangen. De verbeterde situatie op de arbeidsmarkt heeft gezorgd voor een herijking van de doelen van deze samenwerking. Hierbij wordt met name ingezet op de kwetsbare jongeren. Het Doorstroompunt heeft in dit kader de aanpak van het huisbezoekenteam voortgezet (zie paragraaf 2.2.1).

Het RBL bereidt zich ook voor op nieuwe wetgeving. De wet “Van school naar duurzaam werk” (te verwachten vanaf 2025), zal invloed hebben op de dienstverlening van het RBL. Zo zal de Doorstroompunt-leeftijd uitgebreid worden van 23 naar 27 jaar (zie paragraaf 2.2.8).

Dit jaarverslag richt zich met name op de inzet van het RBL om voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Deze inzet wordt beschreven per doelstelling zoals deze zijn vastgelegd in het beleidsplan van het RBL. De inzet van het RBL is zowel gericht op nieuwe vsv’ers (uitgevallen in het huidige schooljaar), als op oude vsv’ers (uitgevallen in eerdere schooljaren). Cijfers en analyses over het aantal nieuwe vsv’ers in de regio rapporteert het RBL altijd in de vsv-analyse in maart.

Doelstelling 1: Steeds meer kinderen en jongeren volgen onderwijs. Als onderwijs niet passend is werken ze, of krijgen ze (jeugd)hulp.

2.1.1   Iets meer vsv’ers dan voor corona

Het totaal aantal vsv’ers is het afgelopen jaar gestegen. Op 31 juli 2023 waren er 2041 vsv’ers, op 31 juli 2022 waren dat er nog 1799. Die stijging wordt vooral veroorzaakt door de groei van nieuwe vsv’ers. Dit is voornamelijk een inhaaleffect. In de coronajaren hanteerden scholen een terughoudend uitschrijfbeleid. Scholen lieten studenten langer ingeschreven staan op het mbo en dit veroorzaakte een enigszins vertekend beeld in de afgelopen jaren: een daling van het percentage vsv’ers in coronatijd. Jongeren die (bijna) niet aanwezig zijn op school, werden niet of nauwelijks uitgeschreven. Het afgelopen schooljaar is het uitschrijfbeleid genormaliseerd, met een sterke groei van het aantal nieuwe vsv’ers tot gevolg. Daarnaast biedt de krappe arbeidsmarkt veel kansen voor jongeren. Het aantal vsv’ers is nu iets hoger dan voor de coronacrisis; in 2019 waren er 2009 vsv’ers

Uitschrijven mbo is maatwerk

Het terughoudende uitschrijfbeleid tijdens de coronacrisis gaf jongeren in theorie de kans de opleiding toch te kunnen afronden, terwijl het voor alle betrokkenen duidelijk was dat dit in de praktijk niet meer zou gebeuren. Tegelijkertijd had het niet uitschrijven een negatieve keerzijde: te lang ingeschreven staan zonder dat er kans van slagen is, zorgt voor extra studieschulden. Daarbij werden deze jongeren te laat verwezen naar vervolgtrajecten en gemeentelijke ondersteuning. Het RBL heeft het afgelopen schooljaar verschillende gesprekken gevoerd met mboRijnland om te bespreken hoe deze jongeren het beste ondersteund zouden kunnen worden. Soms was uitschrijven uiteindelijk beter, maar uiteraard was maatwerk hierbij noodzakelijk.

2.1.2 Veel werkende vsv’ers

Op 31 juli 2023 had 60% van alle vsv’ers inkomsten van meer dan 300 euro16 uit loondienst. Dit is bijna gelijk aan vorig jaar en een hoger percentage dan vóór de coronacrisis. De arbeidsmarkt is nog steeds “zeer krap”, er zijn personeelstekorten in alle sectoren. Voor jongeren zijn de mogelijkheden groot. Dit zorgt voor kansen, maar ook voor groenpluk: jongeren die te vroeg stoppen met school omdat de arbeidsmarkt aantrekkelijk is.

Toch is het percentage vsv’ers zonder werk of uitkering iets gestegen van 29% naar 31%. Dit komt waarschijnlijk doordat er meer jongeren zijn uitgeschreven die al langere tijd geen onderwijs volgden en geen enkele kans hadden de opleiding nog succesvol af te ronden. Dit is de groep jongeren waar al langere tijd zorg over was. Deze jongeren zijn nu uitgeschreven waardoor zij beter in beeld zijn. Hierdoor is gerichte inzet vanuit het RBL en de gemeenten mogelijk.

2.1.3 Aantal vsv’ers zonder werk, zonder uitkering vaak lager dan voor corona

In bijna alle gemeenten is het aantal vsv’ers zonder werk en zonder uitkering nu iets hoger dan vorig jaar. In Voorschoten, Hillegom en Lisse zijn echter minder vsv’ers zonder werk en zonder uitkering. De relatief kleine aantallen vsv’ers maken het lastig hiervoor specifieke oorzaken aan te wijzen. Als we het aantal vsv’ers zonder (of met beperkt) inkomen of met een uitkering per gemeente vergelijken met deze aantallen van vóór corona dan zien in bijna alle gemeenten een daling.

Doelstelling 2: Voortijdig schoolverlaters worden vaker toegeleid naar onderwijs, of – als onderwijs niet passend is – naar werk of hulpverlening.

Het Doorstroompunt heeft als taak nieuwe en “oud”-vsv’ers tot 23 jaar in beeld te brengen en te begeleiden. Nieuwe vsv’ers worden in samenwerking met de scholen gesproken, het liefst nog vóór uitval. Het doel daarvan is uitval voorkomen. Als er nog geen contact is geweest, dan wordt er zo snel mogelijk na uitval contact gezocht.

Ook in de jaren daarna wordt contact gehouden met de inmiddels “oud”-vsv’ers. Het belangrijkste doel van deze benadering is passende begeleiding aanbieden. De consulenten gaan samen met het netwerk van de jongere op zoek naar mogelijkheden die voor deze jongere passend zijn. Dit kan terugkeer naar onderwijs zijn, maar soms is werk of hulpverlening logischer. Het RBL merkt dat het vaak een kwestie is van timing: soms komen we op het goede moment en staat een jongere open voor een nieuwe stap. Juist daarom is het zo belangrijk om geregeld contact te houden met “oud”- vsv’ers.

Door de aanpak beschikt het RBL inmiddels over interessante data17 voor gemeenten en mbo- instellingen over voortijdig schoolverlaten, de wensen van de benaderde jongeren en de eventuele belemmeringen om deze wensen te realiseren. Het verzamelen van data is uiteraard niet het hoofddoel, maar kan gemeenten en partners helpen bij het analyseren van problemen en het uitwerken van oplossingen.

De primaire doelgroep van het RBL

De Doorstroompunt-doelgroep betreft alle jongeren van 18 tot 23 jaar zonder schoolinschrijving, zonder inkomen/met beperkt inkomen, zonder uitkering en zonder diploma vanaf mbo2/havo.

Vanuit het Rijk wordt voor alle vsv’ers een prioritering meegegeven op basis van het inkomen. Hierbij krijgen de jongeren met een inkomen onder de 300 euro per maand prioriteit. Het RBL vindt deze grens eigenlijk te laag omdat jongeren die bijvoorbeeld 500 euro per maand verdienen, nog niet zelfstandig kunnen functioneren in de maatschappij. Daarom heeft het RBL de afgelopen jaren óók jaarlijks de jongeren benaderd die meer dan 300, maar minder dan 900 euro bruto per maand verdienen. Door de toegenomen werkdruk van het RBL is het de vraag of we deze groep het komende jaar op dezelfde wijze kunnen benaderen. Bij jongeren die een uitkering ontvangen heeft de woongemeente van de jongere de regie.

Zie ook: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/vsv/aanpak-voortijdig-schoolverlaten-vsv

2.2.1 Vsv’ers zijn in beeld

Het RBL benadert vsv’ers door hen te bellen en thuis te bezoeken. Het afgelopen schooljaar is 81% van alle vsv’ers (nieuw en oud) bereikt. Dat zijn in totaal 1245 jongeren. In 2022 zijn 1138 jongeren bereikt.

RBL-consulenten zijn verbonden aan de domeinen van het mbo óf werken in het huisbezoekenteam. Vanaf 2021 heeft het RBL het huisbezoekenteam geïntensiveerd en geprofessionaliseerd. De consulenten van het huisbezoekenteam hebben alleen gemeenten in hun portefeuille en zijn niet langer verbonden aan het preventieve werk op scholen. Door deze focus kunnen zij goed aansluiten

bij gemeentelijke initiatieven en gemakkelijker samenwerken met gemeenten en andere sub-regionale én lokale organisaties (bijvoorbeeld hulpverlening en het jongerenwerk).

Bij alle huisbezoeken die niet slagen, doet de consulent een kaartje in de brievenbus met uitleg over wat het RBL voor een jongere kan betekenen. Hierdoor heeft elke jongere de mogelijkheid contact op te nemen. Het afgelopen jaar gebeurde dat bij 14% van de jongeren die niet thuis waren. Gebeurt dat niet, dan komt de consulent na een half jaar opnieuw langs de deur. Daar waar vooraf al zorg is over een jongere, wordt niet lang afgewacht of de jongere zelf contact opneemt en wordt sneller een extra bezoek ingepland.

Huisbezoek-kaartjes en jongerenparticipatie

De kaartjes die gebruikt worden bij de huisbezoeken zijn het afgelopen jaar aangepast. In het kader van een MDT traject heeft een aantal jongeren van Studio Moio18 de tekst en het uiterlijk van de kaartjes beoordeeld en onder handen genomen. Samen met het huisbezoekenteam hebben de jongeren nagedacht hoe jongeren zo goed mogelijk aangesproken kunnen worden door het RBL. Resultaten van deze vernieuwde aanpak zijn nog niet zichtbaar in de cijfers, maar voor het RBL hadden de gesprekken met de jongeren veel waarde.

2.2.2 De dagbesteding van vsv’ers: 64% werkt

Alle jongeren die wij bereiken, worden bevraagd naar hun dagbesteding. De antwoorden ondersteunen het beeld van de huidige situatie op de arbeidsmarkt. Dit jaar is echter zowel het percentage jongeren in loondienst als het percentage jongeren met een eigen bedrijf iets lager dan vorig jaar. Van de bereikte jongeren is nu 53% in loondienst (was 55%) en 11% heeft een eigen bedrijf of is zzp’er (was 12%). Het percentage jongeren in een zorgtraject is met 8% iets hoger dan vorig jaar (7%). Ook zijn er iets meer jongeren werkzoekend: nu 7% en vorig jaar 6%.

Ook deze cijfers bevestigen het beeld dat de jongeren die in de coronajaren ingeschreven bleven staan bij het mbo (terwijl het behalen van een diploma op geen enkele wijze haalbaar was), nu vaker uitgeschreven zijn. Over deze leerlingen was grote zorg, zij waren vaak langdurig afwezig en niet in beeld (zie 2.1.2). De toename van het aantal zorgtrajecten en het aantal werkzoekende jongeren, geeft aan dat deze zorg terecht was.

2.2.3 De begeleiding van het RBL

Het RBL biedt begeleiding aan alle benaderde jongeren. Ook jongeren die werken19 of jongeren die nog niet in staat zijn om terug te keren naar het onderwijs kunnen rekenen op ondersteuning.

Belangrijke kenmerken van de begeleiding zijn: uitvinden wat de jongere motiveert, hierop inspelen en aansluiten op de wensen en mogelijkheden van de jongere. Voor jongeren zonder dagbesteding kan werk of een hulpverleningstraject meer passend zijn dan (direct) terugkeren naar het onderwijs. De begeleiding is altijd op vrijwillige basis. Meerderjarigen zijn immers niet langer leerplichtig. In de trajectbegeleiding van het RBL wordt vanzelfsprekend nauw samengewerkt met gemeenten en andere lokale en (sub)regionale organisaties.

2.2.4 Nieuwe vsv’ers hebben meer behoefte aan begeleiding

Ten opzichte van vorig jaar is het aantal nieuwe vsv’ers, dat behoefte heeft aan begeleiding, iets toegenomen. Het aantal “oud”-vsv’ers met behoefte aan begeleiding is juist iets afgenomen. Het totaal aantal begeleidingstrajecten is ongeveer gelijk gebleven. Het aandeel trajecten uit de primaire doelgroep van het RBL is 9% (was 10%). Onder een traject verstaan wij dat een jongere minimaal twee afspraken met het RBL heeft gehad. Een aanzienlijke groep is met één gesprek al geholpen en kan het verder zelf regelen. Deze gesprekken zijn niet meegenomen in onderstaande overzichten.

2.2.5 Meer begeleiding naar school en werk

Dit jaar zijn 79 jongeren succesvol begeleid richting school, werk of specialistische hulpverlening. Consulenten zijn afhankelijk van de motivatie van jongeren. Het komt helaas regelmatig voor dat jongeren, met of zonder overleg vooraf, een traject tussentijds stoppen.

Dit schooljaar zijn meer jongeren begeleid naar school én meer jongeren begeleid naar werk dan vorig jaar. De arbeidsmarkt is nog steeds aantrekkelijk voor jongeren, veel jongeren zijn gemotiveerd te gaan werken en willen niet terugkeren naar school. Toch is ook het aantal jongeren dat naar school is begeleid iets toegenomen. Dit komt mogelijk doordat er meer nieuwe vsv’ers begeleid zijn. Zij hebben een minder grote afstand tot onderwijs dan oud-vsv’ers.

2.2.6 Trajectbegeleiding is vaak duurzaam

Ons doel is dat de resultaten van onze begeleiding duurzaam zijn. Daarom is het goed om te checken hoe het met de jongeren gaat die in vorige schooljaren begeleid zijn. Zitten zij een tijdje later nog steeds op school? Is het gelukt om werk te behouden? Om een antwoord te krijgen op deze vragen, monitort het RBL de dagbesteding van jongeren ook ná beëindiging van het begeleidingstraject.

Van de jongeren die in 2021-2022 met positief resultaat begeleid zijn, was zo’n 78% op 1 oktober 2022 nog steeds op het ‘juiste spoor’. 13% had inmiddels geen school of werk meer, maar ontving een uitkering. Dat laatste percentage is al jaren ongeveer constant (het eerste coronajaar uitgezonderd).

Over 9% van de trajecten kan het RBL geen uitspraken doen, omdat deze jongeren niet langer behoren tot onze doelgroep. Zij zijn verhuisd naar een andere Doorstroompunt-regio of zijn 23 jaar geworden.

2.2.7 Minder uitstromers Praktijk- en Speciaal onderwijs aan het werk

Vanaf 1 januari 2019 heeft het RBL de wettelijke taak om ook alle jongeren in beeld te houden die van het Praktijk- en Speciaal onderwijs afkomen. Dit geldt ook voor de jongeren die uitstromen naar de arbeidsmarkt of naar dagbesteding. Deze jongeren vallen formeel niet binnen de vsv-doelgroep.

Het RBL heeft afgelopen jaar 89 jongeren uit de Pro/VSO doelgroep bezocht of gemonitord in overleg met de school20. Dit is iets minder dan vorig jaar (101). Net als bij de vsv’ers hebben we het afgelopen schooljaar de jongeren die 300 tot 900 euro verdienen in loondienst niet uitgesloten.

Het aandeel jongeren uit de Pro/VSO groep dat in loondienst werkt21 is 47%. Ondanks het uitstroomprofiel “arbeid” en een krappe arbeidsmarkt, lukt het jongeren uit deze groep onvoldoende om werk te krijgen of te behouden.

In vergelijking met de vsv’ers, zien we een groot aandeel jongeren in een zorgtraject22 zonder betaald werk en zonder uitkering. Van deze groep geldt dit voor 33% van de 89 jongeren. In de meeste gevallen wonen deze jongeren bij hun ouders en voorzien ouders (grotendeels) in hun levensonderhoud.

Ook aan de jongeren uit de Pro/VSO groep wordt begeleiding aangeboden. De helft van deze jongeren geeft aan liever te blijven werken en daarom geen behoefte te hebben aan begeleiding. Een grote aandeel (40%) van deze jongeren is al in begeleiding bij andere partijen.

2.2.8 Voorbereiden op nieuwe wetgeving

De verwachting is dat de landelijke wetgeving in het najaar van 2025 gaat veranderen, waardoor de Doorstroompunt-functie (nu van 18 tot 23 jaar), uitgebreid wordt met de leeftijdsgroep 23 tot 27 jaar. Het wetsvoorstel “Van school naar duurzaam werk” is voor de zomer gepubliceerd. Het RBL bereidt zich voor op deze nieuwe wetgeving, bijvoorbeeld door pilots met de nieuwe doelgroep.

Het wetsvoorstel “Van school naar duurzaam werk”23

De verwachting is dat vanaf het najaar 2025 de wet “Van school naar duurzaam werk” van kracht zal zijn. Het doel van deze wet is zorgen voor meer gelijke kansen. Jongeren die het nodig hebben krijgen hulp in de stap van school naar werk. Ook zorgt de wet dat jongeren hulp krijgen als ze hun baan verliezen. De wet heeft invloed op de dienstverlening van mbo-instellingen, gemeenten en Doorstroompunt-regio’s omdat zij jongeren ondersteunen in deze stap. Er wordt met name ingezet op verbetering van de begeleiding van jongeren met (risico op) een afstand tot de arbeidsmarkt naar duurzame economische zelfstandigheid (van school naar duurzaam werk). Met dit wetsvoorstel krijgen jongeren met (risico op) een afstand tot de arbeidsmarkt de begeleiding die zij nodig hebben. Mbo- instellingen kunnen jongeren loopbaanbegeleiding bieden tot een jaar na diplomering. Gemeenten kunnen op school betrokken worden bij de loopbaanbegeleiding. Doorstroompunt-regio’s kunnen jongeren zonder startkwalificatie van 23 tot 27 jaar ondersteunen. Deze organisaties worden gestimuleerd om meer samen te werken.

Gemeenten hebben de afgelopen jaren via de tool ‘jongeren in beeld’ de mogelijkheid gekregen gegevens te verkrijgen van jongeren tussen de 23 tot 27 jaar die geen werk, startkwalificatie of uitkering hebben. In het land zijn er verschillende projecten gestart om deze doelgroep met behulp van deze tool te benaderen.24 Het in contact komen met de jongeren kan het duwtje in de rug zijn om stappen te zetten richting terugkeer naar onderwijs, werk, hulpverlening of een andere zinnige dagbesteding. Door het begeleiden van jongeren naar onderwijs, werk of leerbaan wordt voorkomen dat jongeren een beroep moeten doen op een uitkering of langdurig geen dagbesteding hebben. Met het behalen van een startkwalificatie of branchegericht certificaat is de kans dat jongeren volwaardig participeren in de samenleving veel groter dan zonder startkwalificatie. Veel van de jongeren tot 27 jaar zijn eerder in beeld geweest bij het RBL.

Het RBL heeft vanaf 2021 – in opdracht van de gemeente Leiden – pilots uitgevoerd voor de Leidse jongeren van 23 tot 27 jaar zonder dagbesteding. Het RBL kon de gemeente Leiden inzicht geven in de dagbesteding van deze jongeren. Het percentage jongeren dat prijs stelt op begeleiding bleek bovendien vergelijkbaar met de reguliere doelgroep van 18- tot 23-jarigen. Ook jongeren die geen begeleiding wensten reageerden veelal positief op het bezoek aan de deur. Daarnaast waren ook ouders opvallend positief. Met regelmaat werd aan jongeren of ouders een advies gegeven over mogelijke ondersteuningsmogelijkheden, ook wanneer jongeren geen prijs stelden op begeleiding.

De positieve resultaten hebben doen besluiten deze dienstverlening voor de gemeente Leiden in 2022 en 2023 voort te zetten. Het afgelopen schooljaar is er ook een pilot in Noordwijk gestart. De dienstverlening wordt voorbereid voor Katwijk, Hillegom, Lisse en Teylingen. Door de pilots wordt nu al ervaring opgedaan met de nieuwe doelgroep, zodat RBL en gemeenten zich goed kunnen voorbereiden op de nieuwe wettelijke taak.

2.2.9 Het RBL ondersteunt en begeleidt schoolkeuze

Het RBL monitort jaarlijks samen met de decanen van de VO-scholen de eindexamenleerlingen uit het vmbo die dat jaar de overstap gaan maken naar het mbo (of doorstromen naar de havo). De leerlingen ontvangen twee brieven vanuit het RBL om hen en ouders/verzorgers te informeren over de overstap. Via een geautomatiseerd systeem kan op verschillende momenten in het jaar door het RBL onderzocht worden welke leerlingen nog geen vervolgkeuze gemaakt hebben. De decanen worden hier vervolgens over geïnformeerd. Aan het einde van het schooljaar benadert en begeleidt het RBL de leerlingen die nog geen vervolgkeuze gemaakt hebben. Deze begeleiding kan doorlopen in de zomervakantie. Vaak lukt het dan toch om een keuze te maken.

De eerste weken van het schooljaar werkt het RBL samen met het mbo in een “No-show Actie” om de jongeren die niet verschijnen, direct te kunnen benaderen. Zij worden zo nodig nog dezelfde week thuis bezocht.

Het RBL heeft daarnaast het afgelopen schooljaar 3 keer de training Forward mbo georganiseerd voor jongeren die dreigen uit te vallen vanwege verkeerde schoolkeuze of willen terugkeren naar het mbo. Deze training wordt twee keer per jaar samen met mboRijnland gegeven en één keer per jaar door het RBL. Forward is een training die leerlingen helpt bij het maken van een passende opleidingskeuze. De afgelopen jaren bewees de training zijn effectiviteit voor mbo-leerlingen zonder startkwalificatie. Veel van de studenten die dreigden uit te vallen/waren uitgevallen, maakten een nieuwe studiekeuze en gingen weer naar school.

Een vergelijkbare training was – in opdracht van de gemeente Leiden – voor het tweede jaar beschikbaar voor leerlingen in het voortgezet onderwijs in Leiden die moeite hebben om een passende vervolgopleiding te kiezen. Deze training wordt samen met de decaan van de VO-school gegeven. Middels een “train-the-trainer” opzet is de methodiek vervolgens te gebruiken door de betreffende VO-school.

2.2.10 Regionale gemeentelijke vsv projecten

Sinds 2020 financieren de gemeenten gezamenlijk vsv projecten, aanvullend aan het reguliere vsv programma. Onderstaand een overzicht van de verschillende projecten uit schooljaar 2022-2023 en de uitgevoerde activiteiten voor jongeren uit de doelgroep.25

Yife Studio Moio

De doelgroep van Yife van Studio Moio bestaat uit jongeren van 16-27 jaar die om de een of andere reden niet gezien worden in hun potentieel en uitvallen (of dreigen uit te vallen) van school. Vaak zijn dit jongeren die om verschillende redenen, te maken hebben (gehad) met dakloosheid, jeugdzorg problematiek, gevlucht zijn uit een ander land, schulden, schooluitval, verslaving, of andere ‘zware’ omstandigheden.

Yife biedt extra hulp bij datgene wat in de weg staat om tot leren te komen. Bij Yife krijgen de jongeren intensieve begeleiding in hun leerontwikkeling op maat richting kwalificatie dan wel start op arbeidsmarkt. Ze worden geholpen met examens, huiswerk, taal, rekenen, sollicitatietraining, etc. De jongeren worden gemotiveerd tot leren door voor hen persoonlijk inzichtelijk te maken waar en hoe de opleiding (of een andere opleiding) hen kan helpen. Indien noodzakelijk biedt Yife ook stageplaatsen aan jongeren. Dit biedt de mogelijkheid veel meer van de jongeren te zien en te ervaren of te merken waarop ze vastlopen.

Studio Moio wordt voor een groot deel gefinancierd door de Gemeente Leiden. Vanuit de regionale gemeentelijke vsv projecten ontvangt Studio Moio een bijdrage voor het project Yife, zodat alle jongeren uit de regio zo nodig kunnen deelnemen aan Yife. Voor 2022 was de afspraak met Yife om 20 jongeren uit de Doorstroompunt-regio intensief te begeleiden om zo voortijdig schoolverlaten te voorkomen of te begeleiden naar werk. Er zijn 41 jongeren intensief begeleid.

Studio Moio biedt naast Yife ook andere verschillende andere vormen van ondersteuning zoals Dadakademia, MBO UniverCity en MDT trajecten voor changemakers. Soms volgen jongeren verschillende vormen van begeleiding. Studio Moio gaat daarnaast met de jongeren en partners aan de slag om onderwijs te verbeteren en meer te helpen aansluiten op het kinderrechtenverdrag en de universele verklaring van de rechten van de mens. Een volledig overzicht van alle activiteiten is te vinden op de website. 26

Forward in het mbo

Forward voor mbo-studenten is een reeks trainingen om jongeren te ondersteunen bij een passende studiekeuze of vervolg studiekeuze. Er zijn het afgelopen schooljaar 3 trainingen 9 (meestal 6 dagdelen) georganiseerd voor in totaal 26 jongeren uit de regio. Het ging hierbij om jongeren die nog op het mbo zaten én om jongeren die eerder al uitgevallen waren. Twee trainingen zijn bekostigd vanuit de reguliere budgetten van mboRijnland en het RBL. Deze trainingen zijn door het Doorstroompunt georganiseerd in samenwerking met mboRijnland. Op basis van ervaringen van afgelopen jaren constateren we dat er meer vraag is naast deze twee trainingen. Daarom organiseert het RBL een derde training op maat, later in het schooljaar. Deze derde training wordt bekostigd vanuit de gemeentelijke vsv projecten. Een ruime meerderheid van de jongeren vervolgt het onderwijs na het volgen van Forward; meestal in een nieuwe studierichting.

Pluscoaching

Het doel van pluscoaching is vsv’ers met persoonlijke problematiek voor te bereiden op een terugkeer naar school of werk. Dit kan bijvoorbeeld zijn: gezinsproblemen, leerproblemen, gedragsproblemen, verslavingsproblemen, delinquentie of psychische problemen. Het RBL kan (binnen 3 weken) pluscoaching inzetten voor jongeren zonder schoolinschrijving.

In de trajectbegeleiding van het RBL is het afgelopen schooljaar slechts bij enkele trajecten pluscoaching ingezet. Daar waar de deskundigheid of de coaching vaardigheden van de consulent onvoldoende waren, was meestal sprake van ernstigere problematiek. Bij zeer zware problematiek is pluscoaching niet de meest passende oplossing en waarschijnlijk niet effectief. In deze gevallen is contact gelegd met een jeugdteam of sociaal wijkteam om andere hulpverlening in te zetten, in overleg met jongeren.

Scholingstraject op maat: een maatwerkbudget voor vsv’ers

Vanuit het maatwerkbudget kan het RBL een scholingstraject op maat aanbieden aan jongeren die zijn uitgevallen op school. Dit budget is specifiek bedoeld voor jongeren die tussen de wal en het schip vallen. Het gaat om jongeren die de capaciteiten hebben om na het v(s)o door te studeren, maar door beperkingen is dit niet haalbaar in een reguliere mbo-setting. Op deze wijze zijn zij alsnog in staat een startkwalificatie of certificaten te behalen. Het RBL heeft samen met de beleidsmedewerkers uit de regio de criteria vastgesteld waaraan deze trajecten moeten voldoen. In 2022 hebben 9 jongeren een opleiding kunnen volgen vanuit dit budget.

Doelstelling 3: Verzuimende leerlingen uit het mbo volgen na onze interventies vaker de lessen

Het RBL richt zich op het kort- en langdurig ongeoorloofd verzuim op het mbo. Het doel van deze aanpak is voortijdig schooluitval (vsv) voorkomen. In de aanpak heeft het RBL te maken met minderjarige en meerderjarige studenten.

De wetgeving en de bovenregionale afspraken

Het tegengaan van verzuim van de studenten tot 18 jaar is een wettelijke plicht van het RBL, zoals dat ook geldt voor de leerlingen in het PO en VO. Als een minderjarige student minimaal 16 uur in 4 weken ongeoorloofd verzuimt, is de school verplicht een verzuimmelding te doen bij DUO. 28 De school geeft daarbij ook aan of actie gewenst is. Via DUO komt de melding bij het RBL binnen.

Voor de meerderjarige student is school eveneens wettelijk verplicht een melding te doen bij DUO, wanneer sprake is van verzuim van minimaal 4 aangesloten schoolweken. School en Doorstroompunt hebben de mogelijkheid af te spreken het ongeoorloofd verzuim van minderjarige en meerderjarige studenten op dezelfde manier te melden. MboRijnland en het RBL hebben in bovenregionale afspraken samen met Doorstroompunt-regio Gouda e.o. afgesproken voor alle studenten tot 23 jaar, het ongeoorloofd verzuim te melden van een student die 16 uur in 4 weken verzuimt.

Het mbo is als eerste verantwoordelijk voor de leerling die verzuimt. Wanneer de actie van school niet in voldoende mate leidt tot aanwezigheid op school, is er een rol voor de consulent van het RBL. Aan de domeinen van mboRijnland is een vaste consulent van het RBL verbonden. Deze consulent is regelmatig fysiek aanwezig bij mboRijnland. Hierdoor is er persoonlijk contact tussen bijvoorbeeld de studieloopbaanbegeleider van het mbo en de consulent van het RBL. Ook studenten kunnen gemakkelijk en snel worden gesproken. Op de scholen buiten de Doorstroompunt-regio zijn de consulenten minder aanwezig. Vanzelfsprekend is er wel contact met deze scholen over studenten uit onze gemeenten.

Het RBL stemt af met het mbo en gaat indien nodig, samen met de studieloopbaanbegeleider, in gesprek met de student en eventueel met de ouder(s)/verzorger(s). In deze gesprekken is het belangrijk de achterliggende reden van het verzuim te achterhalen. Handhavende instrumenten, zoals een verwijzing naar Halt of een proces-verbaal, kunnen ingezet worden voor minderjarige studenten. Dit gebeurt alleen als er de verwachting is dat dit het verzuim van de student positief zal beïnvloeden. Meestal is dit niet het geval, omdat verzuim vaak te maken heeft met een motivatieprobleem, bijvoorbeeld vanwege een verkeerde studiekeuze. Ook kan er sprake zijn van complexe problematiek.

Het RBL gaat samen met student, eventueel met de ouder(s)/verzorger(s) en zo nodig met andere instanties, op zoek naar oplossingen om het verzuim te stoppen. Ook voor de mbo’ers worden de landelijke richtlijnen gevolgd zoals geformuleerd in de MAS (Methodische Aanpak Schoolverzuim).

2.3.1 Aanwezigheid op school blijft een aandachtspunt

Na de coronajaren was de vanzelfsprekendheid om op school lessen te volgen niet meer zoals daarvoor. Er waren geen simpele oplossingen voor dit probleem.29 MboRijnland heeft vanuit de NPO- middelen verschillende maatregelen genomen om de binding met school te vergroten. Ook vanuit het vsv-programma is extra ingezet om het welzijn van studenten op het mbo te vergroten. Zo hebben de coaches die aanwezig zijn op school meer tijd ter beschikking gekregen vanuit dit programma, zodat meer jongeren kunnen worden begeleid. Ook andere mbo-scholen namen soortgelijke maatregelen.

Ook het afgelopen schooljaar was het verzuim nog hoger dan voor de coronacrisis. Het verzuim van de minderjarige studenten is zelfs verder toegenomen het afgelopen schooljaar. Het verzuim van de meerderjarige studenten laat een afname zien in vergelijking met vorig jaar.

Het totaal aantal gemelde studenten met verzuim was dit jaar 1749. Dat is iets minder dan vorig jaar (1776). Van de 1749 studenten, waren er 1079 meerderjarig. We ontvingen dit jaar meer dan 4.500 verzuimmeldingen.

Een groot aantal studenten verzuimt meerdere keren. De verzuimrecidive op het mbo is het afgelopen jaar gestegen naar 47%. De hogere verzuimrecidive heeft waarschijnlijk verschillende oorzaken. Zo geven de meeste mbo- domeinen/scholen aan dat de binding van studenten met school verbeterd is, maar nog steeds niet is zoals voor corona. Daarnaast geven professionals, van scholen en het RBL, aan dat de problematiek van een groep jongeren op het mbo nog steeds groot is. De gevolgen van de coronacrisis zijn nog steeds zichtbaar. “We zijn er nog niet”, horen we met regelmaat van scholen.

Ook onze consulenten ervaren dit in de dagelijkse praktijk. Diverse onderzoeken bevestigen dit beeld.

2.3.2 Lang niet altijd gesprek RBL nodig

Een melding leidt niet altijd tot een gesprek met een student. Vaak is er naar oordeel van school (dit schooljaar bij 1522 meldingen) of naar oordeel van de consulent van het RBL (dit schooljaar bij 1493 meldingen) geen actie nodig. Met 804 studenten zijn gesprekken gevoerd en afspraken gemaakt door een consulent van het RBL.

Scholen melden het verzuim van 16 uur in 4 weken, omdat er een wettelijke plicht (18-) of een bovenregionale afspraak (18+) is dit verzuim te melden, maar vaak heeft school al goede afspraken gemaakt met de student om het verzuim te stoppen. Een gesprek met een consulent van het RBL heeft dan geen toegevoegde waarde.

Ook RBL-consulenten kunnen besluiten dat een gesprek geen meerwaarde heeft. Bijvoorbeeld wanneer sprake is van een herhaalmelding, terwijl de student kortgeleden nog is gesproken. Een nieuw gesprek is op dat moment (nog) niet zinvol. Wel is er regelmatig overleg tussen de studieloopbaanadviseur en de consulent over de beste (vervolg)aanpak.

Er wordt niet vaak ingezet op handhavende instrumenten. Inzetten op “dwang” heeft in het mbo meestal weinig zin: er liggen vaak motivatieproblemen vanwege verkeerde studiekeuze of persoonlijke/psychische problemen ten grondslag aan het verzuim. Inzetten op ondersteuning is dan effectiever. Dit jaar is 74 keer een officiële waarschuwing gegeven en 9 maal een proces-verbaal opgemaakt/ verwezen naar Halt. Dit past bij de langjarige dalende trend van handhaven in het mbo, maar is wel iets hoger dan vorig jaar (68 waarschuwingen en 4 maal een proces verbaal).

2.3.3 Verzuim blijft hoog op mboRijnland

De meeste verzuimmeldingen ontvingen wij van mboRijnland; de school met de meeste inschrijvingen van studenten uit Holland Rijnland. Het totaal aantal verzuimmeldingen is nog flink hoger dan voor corona, maar lager dan vorig schooljaar. De vanzelfsprekendheid om dagelijks naar school te gaan, is nog niet zoals “vroeger”, maar lijkt wel groter dan vorig schooljaar. Bij het ROC van Amsterdam zagen wij eenzelfde beeld: we ontvingen iets minder meldingen.

Bij ROC Mondriaan was juist een grote stijging te zien in het aantal meldingen. Omdat deze school in schooljaar 2021-2022 last heeft gehad van een hack van het computersysteem, zijn daar geen conclusies uit te trekken. Het aantal verzuimmeldingen van het Nova college is hoger geworden het afgelopen jaar. Oorzaken daarvan zijn (nog) niet bekend.

2.3.4 Verzuimrecidive hoger op meerdere colleges

Op de meeste colleges van mboRijnland verzuimen iets minder studenten dan vorig schooljaar. Opvallend is het stijgend aantal recidivisten. Met name in de colleges Economie, Start-Up en Welzijn en Zorg is de verzuimrecidive een stuk hoger dan vorig schooljaar.

Van het college Welzijn en Zorg verzuimden meer studenten dan vorig schooljaar én de verzuimrecidive was hoger. Rekening houdend met het aantal studenten per opleiding, valt op dat met name de opleidingen Sociaal Werker en Maatschappelijke Zorg relatief veel verzuim meldden. Bij de opleiding Sociaal Werker verzuimde bijna 1 op de 3 studenten. Bij de opleiding persoonlijk begeleider Maatschappelijke Zorg verzuimde bijna 40%. Opvallend in de cijfers is de grote groei in het aantal studenten van de opleiding Social Werker van de afgelopen jaren. Uit onze regio volgden in schooljaar 2020-2021 88 studenten deze opleiding, in 2022-2023 bijna het dubbele (172 studenten). Terwijl het aantal studenten verdubbelde nam het verzuim echter nog sterker toe.

Het college Economie verzorgt opleidingen zoals ‘Marketing en Communicatie’ en ‘Junior Accountmanager’. Deze opleidingen zijn relatief algemeen en theoretisch in vergelijking met andere mbo-opleidingen in bijvoorbeeld de horeca of techniek. Zeker het eerste jaar is de koppeling met de praktijk voor studenten minder duidelijk. Studenten geven aan de opleiding soms te abstract te vinden. Verder is de indruk dat de opleidingen vaker gekozen wordt door studenten die twijfelen over de schoolkeuze.

Bij het tegengaan van het verzuim op het college Economie, is men voornemens het komende schooljaar maatregelen te nemen in het onderwijsprogramma én in de begeleiding. Zo komen er mogelijkheden te versnellen en is het plan modules te ontwikkelen die vrijstelling zouden kunnen geven op het HBO. Ook zal er waarschijnlijk een taskforce starten waarin medewerkers van school en het RBL nauwer gaan samenwerken. Vanuit een positieve insteek (“Je wordt gemist”) kan samen met de student nagegaan worden wat nodig is om wel aanwezig te kunnen zijn.

Het college Start-Up kent een hoge en stijgende verzuimrecidive.

De hoge verzuimrecidive van het College Start-Up wordt waarschijnlijk veroorzaakt door verschillende factoren: ten eerste is er een relatief grote groep studenten met veel/meervoudige problematiek, met name in de Entree opleiding. Ten tweede komen veel van de studenten van het speciaal onderwijs. In het speciaal onderwijs is sprake van een kleinschalige, vaak meer persoonlijke setting. De overgang naar het mbo is daardoor soms lastig. Ten derde betreft dit ook studenten met het advies dagbesteding of arbeid vanuit de vso school. Sommige jongeren kiezen, ondanks dit advies, toch voor een start op het mbo.

De stijging in de verzuimrecidive wordt veroorzaakt door een grote toename in het aantal studenten33. Zowel bij niveau 1 als niveau 2 groeide het aantal studenten.

Bij college Start-Up is het goed om onderscheid te maken tussen niveau 1 (Entree) en niveau 2 (servicemedewerker). Ondanks de toename van het aantal studenten, heeft de opleiding servicemedewerker niveau 2 namelijk het afgelopen schooljaar een daling gerealiseerd in het aantal gemelde studenten. Het tweewekelijkse overleg tussen de consulenten van het RBL en een senior slb’er en adviseur van mbo Rijnland levert een positieve bijdrage.

De uitdaging bij de Entree blijft echter hoog. De hoge verzuimrecidive leidt tot de vraag of de verzuimende studenten van de Entree voldoende in beeld zijn én of zij voldoende en passende begeleiding (kunnen) krijgen. Het RBL is in gesprek met de Entree om verbeterstappen te kunnen maken vanuit een gezamenlijke aanpak.


2.3.5 Studenten in beeld bij mboRijnland

Het RBL is vanaf voorjaar 2022 samen met Doorstroompunt-regio 27 (regio Gouda e.o.) in gesprek gegaan met de directie van mboRijnland, met als doel de samenwerking te versterken, de verzuimaanpak te verbeteren en zo gezamenlijk te zorgen dat alle leerlingen in beeld zijn.

Afgesproken is om vanuit de cultuur van Je wordt gemist, aandacht te hebben voor correcte registratie en het versterken en intensiveren van de samenwerking. In schooljaar 2022-2023 is deze aanpak voortgezet. De gesprekken hebben geleid tot een aantal verbeterstappen. Zo is gesproken over normalisatie van het uitschrijfbeleid, het tijdig verwijzen van uitvallers naar het Doorstroompunt en het voorkomen van onnodige herhaalmeldingen. Ook zijn er als gevolg van de gesprekken aanpassingen aangebracht in het registratiesysteem.

Doelstelling 4: Jongeren, ouders, scholen en partners waarderen onze dienstverlening steeds beter

In de verzuimaanpak en de begeleiding bij voortijdig schoolverlaten werkt het RBL samen met veel partijen: jongeren, ouders en/of verzorgers, scholen, jeugdteams, JGZ en andere partners. Om een effectieve dienstverlening te kunnen bieden én voortdurend te kunnen leren en verbeteren, is het belangrijk dat wij de jongeren zelf, hun ouders en/of verzorgers en belangrijke samenwerkingspartners gestructureerd feedback vragen. Zoals we dat ook doen bij de doelgroep van het primair en voortgezet onderwijs (zie paragraaf 1.4 voor uitgebreide toelichting).

2.4.1 Feedback van jongeren en ouders en/of verzorgers

Het afgelopen schooljaar hebben 59 jongeren en/of ouders/verzorgers feedback gegeven na het voeren van verzuimgesprekken met de consulent van het mbo-team van het RBL. Zij gaven in ruime meerderheid positieve feedback na het gesprek met de consulent.

Een ruime meerderheid van de respondenten voelt zich begrepen door de consulent tijdens het gesprek en geeft aan dat de consulent goed luisterde. Ook de uitleg van de consulent is duidelijk voor een ruime meerderheid van de jongeren en alle ouders. Een ruime meerderheid van de jongeren en alle ouders geven aan dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt in het gesprek. Een ruime meerderheid van de jongeren en bijna alle ouders geven aan nu te weten hoe het schoolverzuim verminderd kan worden.

2.4.2 Feedback van mbo-scholen

Net als in het PO en VO, werden ook de scholen (mbo Colleges) bevraagd over de dienstverlening van het RBL. We ontvingen in totaal 43 reacties van (studieloopbaan) adviseurs, (verzuim) coördinatoren, trajectbegeleiders, coaches en teamleiders. Het aantal reacties ligt hoger dan vorig jaar (27). De reacties zijn nog wat positiever dan vorig jaar.

Alle contactpersonen geven aan tevreden of zeer tevreden te zijn over de bereikbaarheid en de snelheid van reageren van de consulent. Ook is men tevreden of zeer tevreden over de omgang met de contactpersoon van de school of zijn/haar collega. Over de omgang met de leerlingen en ouders en de kwaliteit van de adviezen zijn alle respondenten tevreden of zeer tevreden. De overgrote meerderheid tevreden of zeer tevreden over de effectiviteit in het terugdringen van verzuim.

Dit schooljaar wordt ook de aanwezigheid/zichtbaarheid op school hoog gewaardeerd. Een grote meerderheid van de respondenten geeft aan zeer tevreden te zijn. Ook de pro activiteit/ initiatieven van de consulent worden positief gewaardeerd door de scholen.

De contactpersonen is gevraagd om de samenwerking met de consulent van het RBL te waarderen met een cijfer. Gemiddeld genomen worden onze consulenten gewaardeerd met een 8,4 door de scholen (net als vorig jaar). Wij streven ernaar dit waarderingscijfer structureel ruim boven de 8 te houden.

Leidse Instrumentenmakers School (LIS)

“Prettige samenwerking, behulpzaam in het delen van informatie, het meedenken in oplossingen en snel bereikbaar.”

mboRijnland

“Flexibel meedenken. Wettelijke kaders zijn belangrijk, maar welzijn van student nog meer.”

ROC Mondriaan

“Tevreden over de professionele benadering en de snelle
reacties. Graag behouden hoe het nu gaat.”

Jongere

“Ze was heel aardig en luisterde goed naar wat ik zei en begreep mij ook. Ze vertelde dat het nog anderhalve maand school is en toen dacht ik bij mezelf: ja ik kan mijn verzuim verminderen en nu ben ik wel wat meer
gemotiveerd ik het af te maken.”

Back To Top Ga naar de inhoud